Watervogels schuiven mee met klimaat
Nederland is een bijzonder aantrekkelijk gebied voor overwinterende en doortrekkende watervogels. Ze worden aangetrokken door het waterrijke landschap, de milde winters en strategische ligging aan de Oost-Atlantische trekroute. Door de toename van zachte winters in Nederland en elders lijken de winterarealen te verschuiven. Hoe gaat het met overwinteraars?
Tellingen voor het Meetnet Watervogels, dat in 1975 startte, laten op korte termijn (12 jaar) en lange termijn (vanaf het begin van de tellingen) verschillende trends van watervogels zien. Ganzen en zwanen namen sinds de jaren zeventig enorm toe. De laatste vijftien jaar stabiliseren aantallen van sommige soorten zoals Kolgans en Brandgans echter. Het gemiddeld aantal ganzen en zwanen zit inmiddels op het niveau van halverwege de jaren negentig. Alleen de Grauwe Gans en Knobbelzwaan laten in de laatste twaalf seizoenen nog een significante toename zien. Kleine Rietganzen en Kleine Zwanen nemen door verschuiving van winterareaal juist sterk af.
Klimaatindicator
De verschuiving van het winterareaal speelt niet alleen voor ganzen- en zwanensoorten, maar ook voor andere vogels. Figuur 1 laat de gemiddelde trend zien voor drie soortgroepen met een verschillend zwaartepunt binnen hun winterverspreiding ten opzichte van Nederland. De ontwikkeling van de drie groepen liep in Nederland tot eind jaren tachtig min of meer gelijk op, maar na de strenge winters van 1985/86 en 1986/87 zijn de ontwikkelingen sterk uit elkaar gaan lopen. Hoewel vanzelfsprekend andere aspecten meespelen, zoals voedselbeschikbaarheid, kan deze figuur worden gezien als een ‘klimaatindicator’ van overwinterende watervogels.
Nederland historische kern van winterverspreiding
De groep van soorten met Nederland als winterzwaartepunt (1) neemt vanaf de jaren tachtig langzaam toe. Het gaat dan om soorten als Kolgans, Brandgans, Krakeend en Scholekster. Binnen deze groep zijn er wel verschillende ontwikkelingen te zien: zo is de trend van de Kolgans in de laatste vijftien jaar stabiel (waarschijnlijk door een laag broedsucces), laat de Scholekster al sinds jaar en dag een afname zien en is de Krakeend een van de sterkste stijgers.
Zuidelijke overwinteraars
De groep van vogels die vooral naar gebieden ten zuid(west)en van ons land trekken (2) nam verhoudingsgewijs sterk toe. Denk aan soorten als Kleine Zilverreiger, Lepelaar, Slobeend, Drieteenstrandloper en Kluut. Tegenwoordig zijn deze soorten samengenomen ruim drie keer zo talrijk als in de jaren tachtig van de vorige eeuw. In combinatie met het gegeven dat populaties niet in dezelfde mate zijn toegenomen en gegevens uit andere landen wijst dit op een (noordwaartse) verschuiving van het overwinteringsgebied. Een voorbeeld daarvan is de Bruine Kiekendief, een soort die in toenemende mate in ons land overwintert.
Noord(oostelijke) overwinteraars
De derde groep van soorten overwintert vooral ten noord(oost)en van ons land, waaronder Taigarietgans, Brilduiker, Grote Zaagbek en Nonnetje. Deze groep neemt sinds eind jaren tachtig gestaag af doordat het zwaartepunt van het winterareaal verder noordoostwaarts verschuift. Mogelijk speelt dit ook bij IJseenden. Zij overwinteren met name in de Oostzee maar recent zijn er gevallen van gezenderde individuen die de winter in de Witte Zee doorbrengen.
Het schaarse Smelleken
Het Smelleken overwinterde al niet in groten getale in Nederland, maar ook bij deze soort lijkt de noordwaartse verschuiving van het winterareaal een reden waarom deze valk steeds minder wordt gezien. Sinds het begin van de tellingen is een afname in winteraantallen te zien, die niet in de pas loopt met de trend van broedvogelpopulaties in Noord-Europa. Hoewel de populaties in Ierland en het Verenigd Koninkrijk wel krimpen, zijn broedvogelaantallen in Scandinavië en de Baltische Staten – waar onze overwinteraars vandaan komen – overwegend stabiel of groeiende. Het lijkt erop dat andere landen aantrekkelijker zijn geworden als overwinteringsgebied omdat in Nederland het aanbod van prooien, zoals een aantal soorten zangvogel in open landschappen in het binnenland, schaarser is geworden.
Watervogelrapport
Deze ontwikkelingen kunnen alleen in kaart gebracht worden dankzij de inspanningen van meer dan 1900 vrijwilligers en een klein aantal professionele tellers (voor tellingen vanaf boten en vanuit vliegtuigen). Jaarlijks brengt Sovon deze gegevens samen en bespreekt de trends in het watervogelrapport. Daarin wordt het voorkomen op zowel korte (vanaf 2011) als lange termijn (vanaf 1975) per soort beschreven. In het zojuist verschenen rapport komen watervogeltellingen uitgevoerd van juli 2022 tot en met juni 2023 aan de orde en ligt de focus op schaarse soorten, zoals het Smelleken.
Watervogelrapport 2022/23
Wil jij weten hoe het ervoor staat met jouw favoriete watervogel of wil je meer informatie over de vogelstand in de verschillende watersystemen?