Putter zit warm, Keep in de kou

Uit een analyse van punt-transect-tellingen uit verschillende Noord-Europese landen blijkt dezelfde tendens: soorten met een zuidelijke broedverspreiding, zoals Appelvink en Putter, doen het beter dan uitgesproken koudeminnende soorten, zoals Frater en Ruigpootbuizerd. Voor het artikel werden gegevens van ons PTT-wintervogelproject gebruikt.

Niet alleen in Nederland kennen we een lange traditie van Punt-Transect-Tellingen (PTT; sinds 1978). Ook in een aantal andere Europese landen bestaan meetnetten waarmee midden in de winter aanwezige ‘landvogels’ worden geteld. Een analyse van de gezamenlijke gegevens uit Denemarken, Zweden, Finland en Nederland brengt interessante zaken aan het licht. Onze Finse collega Aleksi Lehikoinen zocht het samen met onder andere Chris van Turnhout, Ruud Foppen en Willem van Manen van Sovon uit.

Vergelijking van trends

Landelijke trends van 50 soorten roof- en zangvogels uit de periode 1980-2014 werden vergeleken. Net als in eerdere studies bleek dat de soorten met een zuidelijke verspreiding (warmteminnend, zoals Putter en Appelvink) het beter deden dan soorten met een noordelijke verspreiding (koudeminnend, zoals Frater, Keep en Ruigpootbuizerd).

Voor de winterperiode bleek dat een soort aan de koude kant van zijn winterareaal het beter doet dan aan de warme kant van zijn verspreidingsrange. Nederland was het zuidelijkste land dat werd bekeken. Dat betekent bijvoorbeeld dat de toenames van de winterpopulaties hier minder sterk zijn dan in Finland (bv. Merel en Roodborst), of de aantalsafnames in Nederland juist groter (bv. Kramsvogel en Zwarte Mees).

Allerlei processen

Achter de verschillen tussen noord en zuid kunnen zowel veranderingen in totale populatiegroottes als verschuivingen binnen de arealen van de winterpopulaties schuil gaan. Zo zijn er uit ander onderzoek aanwijzingen dat trekvogels minder ver zuidelijk hoeven te gaan als gevolg van hogere wintertemperaturen. Maar ook verschillen in sterfte en reproductie als gevolg van klimaatopwarming spelen, zeker bij de standvogels, waarschijnlijk een rol. Daarnaast waren er verschillen tussen soorten van verschillende habitats. Zoals ook in de broedtijd  zijn wintertrends van boernelandvogels negatiever dan die van bosvogels. Naast klimaatinvloeden spelen dus ook habitatveranderingen een rol. Het is voor het eerst dat op Europese schaal duidelijke aanwijzingen komen voor grootschalige verschuivingen in de winterverspreiding van ‘landvogels'. Mooi dus dat de lange PTT-reeksen nu voor het eerst in internationaal kader geanalyseerd zijn.

Meetellen voor dit soort onderzoek

Wil je meehelpen om dit soort interessante verschuivingen in kaart te brengen? Dan kun je deze winter al starten met een PTT-route. Overal zijn routes die je kunt claimen, maar met name in Flevoland, Groningen, Overijssel en Zeeland zoeken we hulp! Bekijk de vacante routes bij jou in de buurt op (maar je kunt natuurlijk ook zelf een route uitzetten). Het kost je één dagje per jaar in de periode 15 december - 1 januari.

Artikel

Het volledige artikel in Diversity and Distributions is op te vragen bij een van de auteurs van Sovon.