Zwarte Sterns trekken langs
De najaarstrek van de Zwarte Stern is inmiddels in volle gang. Op de slaapplaatsen in het IJsselmeergebied worden enkele duizenden vogels geteld. Dit is echter een schim van wat het was. Ooit lagen deze aantallen een stuk hoger.
Vanuit West-Afrika vliegen Zwarte Sterns in het voorjaar 4000 kilometer naar Nederland om hier vervolgens in kolonies te broeden. De eerste vogels komen half april ons land binnen, de piek van de voorjaarstrek ligt in de eerste helft van mei. Eind juni dient zich vervolgens de najaarstrek aan. In juli, vooral augustus en begin september verzamelen zich enorme aantallen op pleisterplekken in het IJsselmeergebied om op te vetten voor de reis naar West-Afrika (figuur 1). Afhankelijk van de foerageeromgeving, vangen ze overdag vissen als spiering, sprot of jonge haring, of insecten als dansmuggen en vliegende mieren. 's Nachts verblijven ze op gezamenlijke slaapplaatsen. Uit de gegevens van het Meetnet Slaapplaatsen blijkt dat Balgzand en Wieringen voorheen de belangrijkste slaapplaatsen boden. Tegenwoordig is dit echter het eiland De Kreupel in het IJsselmeer, met de Steile Bank als voorverzamelplaats.
Groot herkomstgebied
Niet alle sterns die zich verzamelen hebben in Nederland gebroed, het overgrote deel betreft vogels die van ver oostelijk komen. Zwarte Sterns broeden in een gebied dat zich uitstrekt van Nederland tot voorbij Moskou, immens groot dus. In de jaren tachtig en negentig werden tijdens de najaarstrek tot wel 100.000 exemplaren gezien. Tegenwoordig ligt de geschatte doortrek tussen 9000 en 22.000 exemplaren. Een reden voor deze afname is afname van de spieringenpopulatie, het stapelvoedsel van Zwarte Sterns.
Moeras en ondiepe wateren
De Zwarte Stern houdt van ondiepe wateren en broedt het liefst in zoete tot brakke (riet)moerassen, uiterwaarden en oude rivierlopen. In Nederland concentreren de meeste broedvogels zich in de laagveengebieden van Zuidoost-Friesland, Noordwest-Overijssel, Zuid-Holland en Utrecht, naast delen van het oostelijk rivierengebied (figuur 2). In de jaren vijftig van de vorige eeuw broedden nog 11.000 - 14.000 paren in Nederland. Tellingen laten sinds 1990 zien dat de populatie nu veel kleiner is en rond de 1300 paar schommelt.
Oorzaken en maatregelen
In eerste instantie werd de afname veroorzaakt door ontginning en verdroging van broedplaatsen, voornamelijk op hoge gronden. In recentere tijden is voedselgebrek het grootste probleem. Zo verdween de soort tegelijk met de vis uit voedselarme hoogveenplassen als gevolg van verzuring. Daarnaast is er een gebrek aan nestgelegenheid in voedselrijke wateren, met name door het verdwijnen van krabbenscheer door slechte waterkwaliteit. Krabbenscheer is een stevige, drijvende waterplant waar de Zwarte Stern het liefst op nestelt. Samen met andere waterplanten als de waterviolier en fonteinkruiden biedt de plant ook een natuurlijke bescherming tegen bijvoorbeeld snoeken en roofvogels.
Op veel plekken leggen terreinbeheerders en vrijwilligers tegenwoordig nestvlotjes in het water om het verdwijnen van natuurlijke nestplekken te compenseren. Ook zijn er speciale krabbenscheerpoelen gegraven, bijvoorbeeld in Natura2000-gebied Rijnstrangen nabij Zevenaar Gl, waarin jonge planten zijn uitgezet die op den duur weer natuurlijke broedplaatsen moeten bieden.