Weinig jonge Kolganzen
De meeste Kolganzen zijn dit najaar zonder jongen uit de Russische toendra teruggekeerd. Families die wel succesvol waren hebben doorgaans maar 1 jong, zo blijkt uit tellingen in groepen ganzen in Nederland en het grensgebied met Duitsland. Het magere broedseizoen van 2015 is een bevestiging van een trend die al langer gaande is.
Tellingen in Friesland, Gelderland, Overijssel, Noord-Limburg en de grensstreek van Duitsland laten tot nu toe zien dat zich in de groepen Kolganzen ongeveer 11% jonge vogels bevinden. Veel paren hebben helemaal geen jongen, en de paren die wel succesvol waren hebben doorgaans maar 1 jong (tot dusverre 63% van alle gecontroleerde paren). Meer dan 2 jongen is dit seizoen echt een zeldzaamheid. Hoewel deze gegevens nog voorlopig zijn, is op grond van de huidige steekproef (ruim 60.000 individueel gecontroleerde ganzen) al duidelijk dat het broedseizoen in de Russische toendra niet goed is verlopen.
Aandeel jonge Kolganzen in overwinterende groepen in Nederland sinds 1960. Gegevens 2015 voorlopig (Bron: Kees Koffijberg, Sovon Vogelonderzoek Nederland)
Bevestiging van trend op lange termijn
Dat Kolganzen met minder jongen uit de toendra terugkeren gebeurt steeds frequenter. Vanaf ongeveer 1995 zette een duidelijke afname van het broedsucces in, die tot op de dag van vandaag aanhoudt. Aanvankelijk waren er nog seizoenen met 20-30% jonge vogels, maar tegenwoordig komt het niet meer boven de 20%. Opvallend is bovendien de opeenhoping van hele slechte broedseizoenen sinds 2005. Het huidige broedsucces compenseert niet voor de jaarlijkse sterfte, wat ook betekent dat de populatie als geheel niet meer groeit. Resultaten van internationale tellingen laten zien dat de populatie Kolganzen die in de landen rond de Noordzee en in het Oostzeegebied overwintert al sinds 2001 stabiel is. Fluctuaties in het aantal overwinterende ganzen worden bij ons vooral bepaald door de weersomstandigheden. Alleen aan de uiterste zuidwestgrens van het winterareaal (Engeland) is sprake van een duidelijke afname, terwijl de aantallen in het noorden (Denemarken, Zweden) tenderen naar een toename: een effect van de in het algemeen zachtere winters.
Slecht broedresultaat bij andere soorten
Het slechte broedsucces blijft dit seizoen niet beperkt tot de Kolgans. Bij de laatste hoogwatertelling in de Waddenzee en in het Deltagebied, half november, werden onder de aanwezige Rotganzen maar 2% jonge vogels gezien: jonge vogels moest je met een lampje zoeken. Bij de Kleine Zwaan, eveneens een soort die de afgelopen jaren met een structureel te laag broedsucces kampt, worden op dit moment ook weinig families gezien. Voor het weekeinde van 5/6 december stond voor deze soort een internationale telling op het programma om een allesomvattend beeld te verkrijgen. Alleen bij Toendrarietgans lijkt de situatie iets beter, maar is de steekproef tot dusverre nog te klein om een goed beeld te krijgen. Hetzelfde geldt voor de Brandgans.
Broedsucces vaststellen in de winter
De gegevens zoals die hier worden gepresenteerd zijn mogelijk doordat bij ganzen (en zwanen) de families door de winter heen intact blijven en de jonge vogels heel goed van de volwassen vogels zijn te onderscheiden. Door heel precies met een telescoop groepen ganzen individueel op jonge en volwassen vogels te tellen krijg je dus een heel goed beeld van het broedsucces in de voorbije zomer, zonder dat je de moeilijke reis naar de Russische toendra hoeft te ondernemen. In Nederland beschikken we voor enkele soorten al sinds de jaren zestig over dergelijke tellingen. Ze maken inzichtelijk hoe het broedsucces in de loop van de tijd verandert. Gecombineerd met gegevens van de vele aflezingen van geringde vogels stelt het ons in staat om te doorgronden welke factoren schuilgaan achter de waargenomen aantalsveranderingen, zoals de afname van de Kleine Zwaan en de stabilisatie van de Kolgans.