Vogelteller in de kijker - Rene Oosterhuis
René Oosterhuis was afgelopen november tijdens de Landelijke Dag een van de vijf waarnemers van verdienste. Tijd voor een uitgebreid interview met deze bevlogen huismussenonderzoeker.
Ik was denk ik een jaar of 8 toen ik met mijn schoolrapport naar mijn opa en oma ging. Normaal was zo’n bezoekje goed voor een rijksdaalder in de spaarpot maar dit keer ging de boekenkast open en kwam er een verrekijker tevoorschijn. Een ouderwets Russisch model, 7*50, loodzwaar met een heel dun leren bandje. Ik was er dolblij mee en vanaf dat moment was mijn interesse voor vogels geboren. De verrekijker ging overal mee naar toe.
Van kijken naar tellen en onderzoeken
Vanaf mijn 14de ging het kijken naar vogels over in het tellen en het doen van onderzoek aan vogels. Een belangrijke inspiratiebron in die periode was Jan Beekman met wie ik mee ging om zwanen te ringen. Ook het ringen van roofvogels met Lex Tervelde en Willem Hovinga heeft ervoor gezorgd dat het vuurtje van onderzoeken aangewakkerd werd. Vanaf mijn 16de ben ik begonnen met tellen voor Sovon. Het doorgeven van soorten voor BSP-nb ging al snel over in ganzen- en zwanentellingen en diverse broedvogeltellingen. Rond 1995 werd het nestkaartenproject gelanceerd. De nestgegevens van de knobbelzwanen en roofvogels die ik verzamelde vonden ook hun weg richting de Sovon database.
Van hobby naar werk naar hobby
In 1999 kreeg ik de vraag of ik als vogelwachter naar het Waddeneilandje Griend wilde. Een geheel broedseizoen tussen de vogels en dus een vraag waar ik direct ja op heb gezegd. Griend is een eldorado voor vogels waar altijd wel wat te tellen of te ringen is. Naast het verplichte ‘werk’ heb ik heel veel tijd besteed aan het aflezen van geringde vogels vanuit een mobiele schuilhut, mijn tweede thuis in die tijd. Ook in 2000 en 2001 ben ik samen met mijn vrouw Susan weer naar Griend geweest en hebben we nog twee broedseizoenen tussen de vogels mogen doorbrengen. Drie jaren notitieboekjes volschrijven op Griend waren voor mij ook het startpunt om artikelen te gaan schrijven. Niet alleen tellen en onderzoek doen maar het omzetten in verhalen, een aanrader voor iedereen! Na verschillende banen gericht op vogels werd ik in 2005 natuurbeheerder bij Stichting Het Groninger Landschap en werden vogels weer hobby i.p.v. werk.
Tellen voor Sovon
Voor mij is het tellen voor Sovon veranderd in de loop van de jaren. In het begin wisselde ik regelmatig van projecten en telgebieden. Langzaamaan is er stabiliteit in het telwerk gekomen, ik kreeg voorkeur voor vaste telprojecten in vaste gebieden. Dit is mooi te zien bij mijn BMP-plotjes waar de eerste reeksen van 15-20 jaar nu op papier staan. Zo’n reeks uit één gebied is een stuk waardevoller dan losse willekeurige tellingen. Hieruit kunnen namelijk duidelijkere conclusies getrokken worden wat betreft de toe- of afname van vogelsoorten. Veel telprojecten voer ik uit in De Onlanden, een moerasgebied dat rond 2020 is aangelegd in de kop van Drenthe. Het is erg leuk om de ontwikkelingen in het gebied te volgen via de verschillende telprojecten van Sovon: BMP, kolonievogels, watervogeltellingen, nestkaartgegevens (oeverzwaluw) en slaapplaatstellingen (o.a. lepelaars, grote zilverreigers, scholeksters en ganzen).
Vogels tellen is leuk en het geeft inzicht in lokale situaties. Elke telling is een klein puzzelstukje die Sovon kan gebruiken om het landelijk beeld te bepalen. De vertaalslag die Sovon weet te maken door de vele tellingen van vrijwilligers om te zetten in landelijke en regionale beelden over hoe het met vogels gaat, zijn voor mij de drijvende kracht om te blijven tellen en alles door te geven.
Mijn favoriete soort
Er is één soort die al heel lang mijn speciale belangstelling heeft: de Huismus. Wellicht onbewust ontstaan omdat ik ze dagelijks bij het wakker worden hoorde tjilpen in de dakgoot van mijn ouderlijk huis. In 2007 ben ik begonnen met onderzoek naar de soort. Want hoe kan het dat een soort die zich zo goed weet aan te passen aan de mens de laatste 30 jaar in zo’n snel tempo in aantal is afgenomen? Om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van de afname volg ik verschillende gekleurringde populaties. Deels op een vergelijkbare manier als het onderzoek dat Cees Heij in de jaren zeventig in Rotterdam heeft uitgevoerd toen het nog goed ging met de soort.
Bij populaties kijk ik naar zo veel mogelijk verschillende aspecten zoals het aantalsverloop, broedsucces, de dispersie, overleving, het foerageergedrag en het ruigedrag. Door de verschillende populaties op eenzelfde manier te onderzoeken kunnen de onderzoeksresultaten tussen de populaties met elkaar vergeleken worden. Over de uitkomsten van het onderzoek zijn al diverse artikelen verschenen en ook de komende jaren zullen er nog meer volgen.
Mede dankzij een bijdrage van het Meester Prikkebeen Fonds kan ik ook het slaapgedrag van Huismussen in kaart gaan brengen. Dit onderdeel ontbrak nog aan het onderzoek en wordt vanaf 2024 ook opgepakt. Erg mooi is ook het uitroepen van de Huismus als soort van het jaar voor 2024. Deze extra aandacht kan de soort wel gebruiken! Het wordt interessant om te zien of de gegevens die landelijk verzameld gaan worden aansluiten bij de resultaten van mijn onderzoek in het noorden van Nederland.