Minder slecht broedseizoen voor de Grutto in 2017

Persbericht (via Vogelbescherming) - Onze nationale vogel, de Grutto, gaat nog steeds met gemiddeld 3,5% per jaar achteruit in Nederland. De belangrijkste reden is dat er jaar op jaar te weinig kuikens groot worden. In 2017 werden er naar schatting zo'n 12.000 jongen groot, te weinig om de populatie op peil te houden.

Voor een stabiele populatie (nu circa 34.000 paren) zouden er afgelopen broedseizoen minimaal circa 18.000 jongen groot moeten zijn geworden, maar de teller bleef steken op 12.000. Het enige lichtpuntje is dat er in de overige zes meetjaren (2011-2016) nog minder jongen uitvlogen en 2017 dus het minst slechte jaar was.

Tellingen van jonge Grutto’s

Sinds 2011 wordt het totaal aantal jonge Grutto’s in Nederland geschat op basis van wetenschappelijk onderzoek. Jaarlijks worden onder coördinatie van de van de Rijksuniversiteit Groningen enkele honderden jonge Grutto’s van individuele kleurringcombinaties voorzien. Vervolgens wordt tussen half juni en half augustus op verzamelplaatsen gekeken welk deel van de aanwezige jongen kleurringen draagt. Daarna berekent Sovon Vogelonderzoek Nederland hieruit het totale aantal vliegvlugge grutto­jongen en de onzekerheidsmarge rondom deze schatting (in 2017 8600-18.000). Het ring- en telwerk wordt uitgevoerd door tientallen vrijwilligers en professionals.

Kwaliteitsstap noodzakelijk

De uitkomst is voor Vogelbescherming de zoveelste aanwijzing dat het weidevogelbeheer in Nederland snel een flinke kwaliteitsstap moet maken. Want als het aantal jongen niet toeneemt, zal de Grutto in aantal achteruit blijven gaan. Omdat het overgrote deel van de NW-Europese Grutto’s in Nederland broedt, heeft ons land dus een grote internationale verantwoordelijkheid.