Boertjes komen eraan
In delen van het land behoren Boerenzwaluwen in september tot de talrijkste doortrekkers. De najaarstrek van 'boertjes', in het jargon van de trektellers, verloopt aanvankelijk diffuus. Trekkers blijven hangen boven voedselrijke plekken zoals vennen, mengen zich met lokale vogels maar zijn op zeker moment toch verdwenen. Hoe later in het seizoen echter, hoe meer haast ze hebben.
Lage of hoge trek
Zwaluwentrek kan zich afspelen van bijna grondniveau tot ultrahoog. Op koele ochtenden vliegen Boerenzwaluwen doorgaans heel laag, de contouren van het landschap volgend. Zodra het opwarmt, verplaatst de trek zich naar hogere luchtlagen. Bij onbewolkt en warm weer kan de trek zo hoog plaatsvinden dat veel vogels alleen te horen zijn - tot frustratie van de tellers. Snelle stippen opzoeken in een helblauwe lucht: een bijna onbegonnen werk.
Vooral Oost-Nederland
Bij veel trekvogels zie je in het najaar stuwing optreden langs de Noordzeekust. Zo niet bij de Boerenzwaluw, die vooral talrijk is in de oostelijke helft van het land, al kan er in het IJsselmeergebied wel degelijk gestuwde trek zijn. Een heel verschil trouwens met het voorjaar, wanneer de binnenlandse trektelposten maar weinig van de boerenzwaluwentrek mee krijgen, en enkele telposten aan de kust des te meer. Althans, bij oostenwinden. Dan kan het boertjes 'regenen' op plekken als Breskens en de Eemshaven.
Eind september valt het doek
De trek van Boerenzwaluwen begint in augustus en kruipt in september naar een piek toe. Deze valt vaak tussen 15 en 25 september. Bijzonder waren 22 en 23 september 2010, toen er op verschillende trektelposten 5000-10.000 Boerenzwaluwen passeerden. Vlak daarna is het vrijwel afgelopen. Begin oktober zijn Boerenzwaluwen doorgaans al schaars en na half oktober zeldzaam.
Vervroeging
In het voorjaar komen Boerenzwaluwen gemiddeld steeds vroeger aan, in het najaar vertrekken ze steeds eerder. Deze verschuiving, die we bij meer soorten (vooral lange-afstandtrekkers) zien, wordt toegeschreven aan klimaatveranderingen. Blijkbaar is het profijtelijker om tijdig in de overwinteringsgebieden te komen dan na het broedseizoen nog wat in onze streken rond te hangen.