Bodemdaling Ameland effect op vogels

Het effect van bodemdaling op de Amelandse natuur als gevolg van gaswinning wordt de laatste jaren steeds duidelijker. Dit leidt onder andere tot een verhoogde kans dat nesten van bodembroeders op de kwelders overspoelen. Deze week verscheen een samenvatting van 30 jaar onderzoek.

Na de start van de gaswinning in de jaren tachtig werd op aandringen van de beheerder van de oostzijde van Ameland, It Fryske Gea, een uitgebreid monitoringsprogramma gestart. Hierin worden de gevolgen van de bodemdaling voor de morfologie van het eiland en voor de natuur onderzocht. Ook Sovon is betrokken bij het monitoringsprogramma, naast diverse andere kennisinstellingen waaronder Deltares, Natuurcentrum Ameland, Wageningen Marine Research (voorheen IMARES) en Wageningen Environmental Research (voorheen Alterra).

Lepelaars

Door gaswinning is onder de oostpunt van Ameland in de loop van dertig jaar een bodemdalingsschotel ontstaan van ongeveer twaalf kilometer doorsnee en een diepte van 25 tot 38 centimeter in het centrum. Door de bodemdaling worden de broedkolonies op de kwelder vaker geconfronteerd met overstroming met zeewater. Dit lijkt in ieder geval geleid te hebben tot een leereffect bij Lepelaars. Sinds 2006 worden broedkolonies daar op de voet gevolgd.

Lepelaars broeden sinds 1994 op Oost-Ameland. Sindsdien is het aantal broedparen toegenomen en gegroeid tot ruim 150 paar in 2016. Het merendeel van de Lepelaars begint in april met broeden en heeft in juni uitvliegende jongen. Sommige paartjes beginnen eind juni met een (vervolg)legsel.

Voor de lepelaars vormt de hoogteligging van de nesten op de kwelder een van de belangrijkste factoren voor broedsucces in relatie tot het overstromingsrisico. 

Gedurende de 11 broedseizoenen lijkt een leereffect te hebben plaatsgevonden. In de beginjaren begonnen de Lepelaars vaak eerst op een lage plek te broeden, om zich na een overspoeling te vestigen op een hoge plek. De laatste jaren vestigen ze zich meteen op een hoge plek. Hierdoor hebben ze het overstromingsrisico verkleind.

Meer kwetsbare vogelsoorten

Verspreid broedende soorten als  Veldleeuweriken, Graspiepers, Kieviten en ook Scholeksters zijn minder flexibel door hun territoriale gedrag en daardoor waarschijnlijk gevoeliger voor een toename van het overstromingsrisico.

De Scholekster is na de Zilvermeeuw en de Kleine Mantelmeeuw de talrijkste broedvogel op de kwelder van Ameland. In 2017 is een onderzoek gestart (Project CHIRP) naar het cumulatieve effect van de vele bedreigingen voor de Scholekster, waaronder het effect op het broedsucces van een toename in het risico van overspoeling tijdens de broedtijd.

"Voor kleine vogels als Graspiepers en Veldleeuweriken is zo’n onderzoek praktisch onmogelijk en moeten we ons beperken tot schattingen van het overstromingsrisico op basis van territoriumkaarten", aldus de onderzoekers.

Toekomst

De bodemdaling gaat de komende decennia nog door, al neemt het tempo waarmee geleidelijk af doordat er steeds minder gas wordt gewonnen. Verdere monitoring is cruciaal voor de toekomstige ontwikkeling van het hele Waddengebied, mede met het oog op de verwachte zeespiegelstijging. Iedere 5 jaar evalueert een externe auditcommissie het monitoringsprogramma. Net als 5 jaar geleden is dat dit jaar gedaan door een commissie van de Waddenacademie. In december zal het rapport met conclusies en aanbevelingen voor het vervolg van het monitoringsonderzoek van de auditcommissie verschijnen.

Download samenvatting en rapport kwelderbroedvogels

Meer informatie over het monitoringsonderzoek is te vinden in: