Waren Paapjes algemener in nazomer 2018?
Het is treurig gesteld met het Paapje. De schrikbarend geslonken Nederlandse broedpopulatie staat model voor de meeste West- en Noord-Europese landen: de klok slaat overal afname. Toch verschijnen er nog heel wat Paapjes op trek in ons land.
Paapjes op een paaltje of draad in de wei, of bovenin een onkruidstengel op een akker: het is op sommige nazomerdagen een bekend verschijnsel. Harry van Vugt meldde ons dat er volgens hem veel Paapjes doortrokken in de nazomer van 2018. De statistieken van waarneming.nl lijken hem daarin gelijk te geven (zie deze pagina).
Addertjes onder het gras
Het is lastig om losse meldingen voor trendbepaling te gebruiken (zie ook artikel in Sovon-Nieuws 2014/3, pag.14-15). De waarnemingsintensiteit speelt beslist mee; met mooi weer zijn er meer vogelaars op pad dan bij rotweer (en mooi weer was er in overvloed in 2018!). Minstens zo belangrijk is de bereidheid om meldingen door te geven. Vogelaars doen dat vaak gevoelsmatig: soorten die afnemen worden naar verhouding vaker doorgegeven dan soorten met wie het steeds beter gaat. Bij het Paapje is de fraai oplopende grafiek van waarneming.nl een indicatie dat waarnemerseffecten meespelen. Het is niet aannemelijk dat een soort die in heel Noordwest-Europa afneemt, in Nederland als doortrekker talrijker wordt.
Andere benadering
Daarom ook eens gekeken in de database van trektellen.nl. Paapjes zijn (in hoofdzaak) nachttrekkers die zich overdag nog een tijdje door het terrein in de trekrichting verplaatsen. Iedereen zal het herkennen: enkele Paapjes (soms samen met Tapuiten) die, druk foeragerend, langzaam uit het kijkerbeeld verdwijnen. Trektellers houden zulke verplaatsingen meestal bij. Het gaat meestal om kleine aantallen, per 100 uur trektellen ging het in augustus-september 2013-2018 om 3,7 tot 6,9 exemplaren. Ons beperkend tot de hoofdtrekperiode, die tussen half augustus en half september valt, stelden de trektellers in 2018 geen opvallend sterke trek vast.
En dus...
Ook de trektellingen hebben hun nadelen, alleen al omdat de steekproef aan Paapjes niet groot is. Wat behulpzaam zou kunnen zijn (en uiteraard voor heel veel andere soorten ook): lijstjes maken binnen een bepaalde tijdsduur (bijvoorbeeld een uur) waarbij alle soorten geteld zijn in een beperkt gebied (indicatie: ter groote van een kilometerhok). Eigenlijk zoiets als we met het onderzoek voor de Vogelatlas deden, maar dan niet beperkt tot broedtijd en midwinter, maar het hele jaar door. Gewoon af en toe een lijstje bijhouden tijdens een vaste wandeling of in een zelf gekozen gebiedje; het nuttige met het aangename verenigen. Op de Landelijke Dag eind november meer hierover...
Fred Hustings