Zeldzame broedvogels 2024
Meer broedende Kraanvogels, Koereigers en Oehoes. Geen Europese Kanaries? Het jaar 2024 bracht opmerkelijke broedgevallen en territoria voort. Hieronder een eerste overzicht van de meest opvallende en bijzondere meldingen.
Een voorlopig overzicht van zeldzame broedgevallen in 2024: hoogtepunten, dieptepunten
en opvallende ontwikkelingen.
Wilde Zwanen zaten in het Fochteloërveen (twee paren waarvan één met vier vliegvlugge jongen), in Diependal (paar met twee kuikens, niet vliegvlug), in het Drents-Friese Wold (paar met nestbouw) en in de Oostvaardersplassen (paar met nest).
Broedgevallen van Pijlstaarten zijn zeldzaam (in totaal 5 in 2018-22 maar ineens 6 in 2023). In 2024 werden nesten gevonden langs de Grevelingen en op een eilandje in het Haringvliet. Op Terschelling zwom een vrouwtje met twee jongen.
Bij Epe op de noordelijke Veluwe zwom op 4 juni een vrouwtje Brilduiker met acht jongen. Op deze plek werd ook in 2023 een vrouwtje met jongen gezien wat het eerste zekere broedgeval in Nederland in zeven jaar tijd was.
In Friesland broedden vijf paren Nonnetjes. Voor het eerst sinds de vestiging in 2010 werden geen jongen gezien. Sinds 2017 schommelt het aantal paren tussen de vijf en acht.
De Kwartelkoning krabbelde met minstens 75 territoria weer op na het slechtste jaar in tijden (2023: 15-20). De meeste vogels riepen in Groningen (25, waarvan 23 in het Oldambt).
Het Kleinst Waterhoen werd gemeld uit Groningen (1), Friesland (2), Drenthe (2), Overijssel (3), Gelderland (1), Zuid-Holland (2) en Limburg (4). Het relatief hoge aantal in Limburg valt op. Hier werd de soort gehoord in de omgeving bij Nederweert, Montfort en Maastricht (2).
Een mannetje Klein Waterhoen riep van 24 mei tot en met 25 juni in de Twijzelermieden. Een vrouwtje was van 14 juni tot en met 3 juli te horen bij Woensdrecht.
Met 70 broedende en territoriale paren is het aantal Kraanvogels flink toegenomen (2023: 50). Circa 53 paren bouwden een nest en legden eieren. Van de minstens 66 kuikens vlogen er 46 uit. De overvloedige regenval in de winter en het voorjaar waren gunstig voor het broedsucces door minder bezoekers in de kwetsbare (jongen)tijd. De paren zaten in Drenthe en Friesland (50), Overijssel (12), Gelderland (7) en Noord-Brabant (1).
In Diependal, van oudsher het bolwerk voor de Roodhalsfuut, waren slechts twee paren aanwezig. Opvallend zijn de vijf territoria op Ameland. Territoria werden verder gemeld uit het Fochteloërveen (2), het Dwingelderveld (1) en Midden-Drenthe (1).
Na het absolute topjaar 2023 (160-170 paren) valt het aantal Steltkluten wat ‘tegen’ maar met minstens 75 broedparen was het nog steeds een opvallend goed jaar op het niveau van 2021-22 (81 en 82). Ze broedden in Zeeland (39, waarbij een vestiging van 21), Friesland (12), Groningen (7), Utrecht (6), Zuid-Holland (6) en Drenthe (5).
Het aantal territoria van de Oeverloper komt sinds 2018 niet meer boven de tien uit en ook dit jaar lijkt die grens buiten bereik met voorlopig alleen meldingen uit het Drontermeer en Twente (2).
Drieteenmeeuwen broeden sinds het begin van deze eeuw op platforms in het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit jaar waren zeker drie platforms bezet met respectievelijk 375-425, 44-50 en 37-50 nesten (R. Fijn, Waardenburg Ecology).
Dwergmeeuwen broedden langs de Friese Waddenkust waar op 20 juni een nest met eieren werd gevonden. Op Trintelzand in het Markermeer werd op 26 juni een alarmerend paartje gezien en op 9 juli minstens één pul.
Vanaf 27 juni was een Dougalls Stern aanwezig in Waterdunen, Breskens, en van 3-11 juli verbleven er twee. Omdat vrijwel de gehele populatie in Groot-Brittannië in nestboxen broedt werden twee speciale nestboxen geplaatst. Ondanks baltsgedrag van beide vogels onderling en met een Visdief van een van beide (met ook paring) kwam het niet tot een broedgeval. Mengparen zijn in die omgeving ook in de jaren zeventig en tachtig vastgesteld, en waren in sommige jaren succesvol.
Het Zuidlaardermeergebied is sinds 2012 jaarlijks bezet door broedende Witwangsterns met uitzondering van 2016 toen de vogels naar het Dannemeer uitweken (2024: minstens 35 nesten). Voor het vierde jaar op rij broedde de soort in De Onlanden (2024: 12).
De enige aalscholverkolonie met sinds 2008 jaarlijks ook broedende Grote Aalscholvers in de Oosterschelde was leeg en ook elders werden geen broedgevallen vastgesteld van deze ondersoort.
Met een totaal van minstens 39 territoria was het opnieuw een goed jaar voor de Woudaap. In 2010-20 lag het aantal meldingen tussen de 11 en 22, in 2021-23 waren het respectievelijk 26, 26 en 39.
Kwakken broedden weer in Middelburg (21-23 nesten), Artis Amsterdam (14-16 nesten) en Alphen aan de Rijn (5-6, waarvan 3-4 in Avifauna). Meldingen van solitaire territoria kwamen uit Friesland (nest AquaZoo Leeuwarden), Overijssel (baltsend paar in reigerkolonie), Gelderland (nest vrijvliegend paar bij Beesd) en Flevoland (0-2 territoria in een grote reigerkolonie). Opvallend is de vestiging van circa vijf (succesvolle) paren bij de Deurnsche Peel.
In 2021 broedde de Koereiger voor het eerst succesvol in ons land in De Wieden (3 nesten) en ook in 2022-23 vlogen daar jongen uit (respectievelijk 3 en 4 nesten). In 2023 kwam daar de Sassenplaat in het Hollands Diep bij waar één jong geringd werd (minstens één nest). In 2024 zette de reiger een enorme stap en ging het al om maar liefst 41 broedparen (in het eerder verschenen artikel in Sovon-nieuws 2024-3 was nog sprake van 30 broedparen) verdeeld over zeven vestigingen in evenveel provincies (Ov 13, Fl 10, Gl 9, Zl 4, Lb 3, ZH 1, NB 1). De vaak lastig te tellen nesten werden deels geteld met een drone of vanuit een vliegtuig.
In de Biesbosch waren vier paren Visarenden aanwezig waarvan drie succesvol en één een nest bouwde. De drie broedende paren brachten respectievelijk 3, 3 en 2 jongen groot waarvan vijf geringd konden worden. Op de Veluwe bracht een paar twee jongen groot. Op een nestpaal in het Krammer-Volkerak vloog één jong uit, een primeur voor Zeeland.
Blauwe Kiekendieven zaten op Terschelling (2 paren; 5 jongen geringd) en Texel (1).
Na het topjaar 2023 met 62 broedparen Grauwe Kiekendief en 155 uitgevlogen jongen volgde een jaar met een lage veldmuizenstand. Het aantal territoriale paren was landelijk slechts iets lager dan in 2023 maar veel paren hadden geen nest en de paren die wel een nest hadden bleken kleine legsels en weinig jongen te hebben. Uiteindelijk kwam Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels uit op amper 30% succesvolle paren (was in 2023: 71%) met gemiddeld 3,0 eieren per nest (was 4,0) en in succesvolle nesten slechts 1-2 jongen per nest (was 3,5).
Met 41 bezette nesten was het een recordjaar voor de Rode Wouw die sinds 2010 jaarlijks in ons land broed. Het aantal lag boven het hoge niveau van 2021-23 (30-35) en is een verdubbeling ten opzichte van 2020. De bezette nesten werden gevonden in Gelderland (16), Limburg (10), Overijssel (11), Friesland (2) en Drenthe (2) (S. van Rijn).
Voor Zwarte Wouwen was het ook een relatief goed jaar. Paren met nest(bouw) werden gemeld in Gelderland (een paar met 2 jongen en 1 of 2 paren met nestbouw) en Limburg (4). Voor het eerst sinds 2011 ontbrak de soort in Noord- Brabant. De Zwarte Wouw is vanaf 2009 een jaarlijkse broedvogel met meestal 1-3 paren (2014: 4, 2022: 5).
Door de Werkgroep Zeearend werden 40 paren Zeearenden met nest(bouw) geteld waarmee de populatie verder groeide (2021-23 resp. 22, 30 en 36). 35 paren gingen over tot broeden en brachten samen 45 jongen groot. Een zeer opmerkelijk broedgeval betreft het geval in Noord-Groningen waar het nest tijdens de eileg uit de boom waaide. Het paartje besloot op een naburig weiland verder te broeden. Dit is het eerste gedocumenteerde grondnest in Nederland. Het ei verdween na korte tijd, vermoedelijk door predatie. In De Blankaart in West-Vlaanderen vlogen in juli twee jonge Zeearenden uit, een primeur voor België.
Op de Veluwe riep van 18 maart tot en met 18 april een Dwerguil maar deze bleef voor zover bekend ongepaard.
Het instorten van de veldmuizenpopulaties zorgde voor een forse afname van het aantal Velduilen tot waarschijnlijk rond de 20-30 territoria (2023: 75-100), waarvan geen enkele in de weidegebieden in Friesland waar in 2023 het zwaartepunt lag.
Het beeld is nog niet compleet maar met minstens 101 territoria deed de Oehoe het opnieuw goed. In drie jaar tijd verdubbelde de populatie.
Voor het vijfde opeenvolgende jaar hadden we een klein populatie Hoppen. Het lijkt erop dat de soort zich opnieuw gevestigd heeft in ons land. In 2000-19 werden in twintig jaar in totaal twaalf territoria bekend in 2020-23 respectievelijk 5, 7, 5 en 9. Voor 2024 staat de teller momenteel op in totaal minstens zes territoria op de Veluwe (4), in Noord-Limburg (1) en in het zuidoosten van Brabant (1, met daar dichtbij ook een rondzwervende, roepende vogel in mei). Op de Veluwe had minstens één paar uitgevlogen jongen. Een ander broedgeval daar mislukte, waarschijnlijk door predatie, toen de twee jongen op het punt van uitvliegen stonden.
Na opnieuw een zachte winter nam het aantal paren IJsvogels licht toe. In 191 gebieden die ook in 2023 geteld werden, werden 326 paren geteld, een groei van 5%.
Bijeneters broedden in Groningen (2 nesten waarvan één succesvol), Limburg (2) en Zeeland (8; 7 met uitgevlogen jongen en 1 gepredeerd nest). De twaalf broedparen is een evenaring van het record uit 2015.
De teller van het aantal Draaihalzen staat voorlopig op 225 territoria waarvan 139 in Drenthe en aangrenzend Friesland. Het zwaartepunt in deze regio is het Drents-Friese Wold (55). Op de Veluwe ging het om minstens 54 territoria.
De Grauwe Klauwier deed het opnieuw heel goed. In Drenthe, waar de populatie inmiddels rond de 1000 paren zal liggen, werden 810 territoria geteld en 90 in Twente. Het aantal meldingen vanuit de Hollandse duinen neemt ook (2024 minstens 13).
Een zuivere Bonte Kraai bouwde in april met een Zwarte Kraai een nest op Schiermonnikoog. Ook in Den Haag was langere tijd een zuivere vogel aanwezig die in juni-juli baltste met een Zwarte Kraai en nestmateriaal verzamelde. Bij recente broedpogingen in ons land gaat het vrijwel altijd om hybride vogels die gepaard zijn met een Zwarte Kraai. Meldingen van zulke paren kwamen van Vlieland (twee vliegvlugge jongen) en Zijpe (bedelend jong).
De enige kleine clusters Buidelmezen zaten in het Leekstermeergebied - de Onlanden (4 territoria) en langs het Ketelmeer-Zwarte Meer (3). Solitaire meldingen kwamen uit het Lauwersmeergebied, het Dannemeer, de IJssel en de Biesbosch.
Een Iberische Tjiftjaf zong van 6 april tot en met 13 juni bij Vaals.
Van 7 juni tot 10 juli was een zingende, ongepaarde, Grauwe Fitis aanwezig op Ameland.
Het aantal Grote Karekieten langs de Randmeren (Nuldernauw tot en met Zwarte Meer) lag op het niveau van de voorgaande vijf jaren (gemiddeld 51, 2024: 49). Het was een relatief goed jaar in de Gelderse Poort (gemiddeld 5, 2024: 14).
Langdurig zingende Struikrietzangers duiken de laatste jaren ieder jaar op. Dit jaar zongen ze in het Lauwersmeer en langs de Drentsche Aa.
Het aantal Orpheusspotvogels neemt toe, wat blijkt uit het aantal meldingen: van gemiddeld 3,6 per jaar in 2000-18 naar gemiddeld 14,8 in 2019-23. Hier speelt een betere herkenning van de zang een rol maar het gaat ook om een daadwerkelijke groei. Het voorlopig aantal voor 2024 staat op 9, zoals gebruikelijk vooral in het zuiden van het land (Limburg 7, Noord-Brabant 1, Zeeland 1).
De kernpopulatie van de Graszanger zit in Zeeuws-Vlaanderen met het zwaartepunt in het Verdronken Land van Saeftinghe (2024: 164 territoria). In de gehele provincie ging het dit jaar om zeker 250 territoria. Buiten Zeeland is de soort ronduit zeldzaam met in 2013-22 0-4 territoria per jaar, in 2023 een forse opleving (16) en in 2024 minstens 14.
Een Noordse Nachtegaal zong van 20-30 mei in Deurningen. Een paar Roodbuikwaterspreeuwen broedde succesvol in Zuid-Limburg.
Territoriale Roodmussen zongen op Texel, op Schiermonnikoog, in de Eemshaven, in Almere, bij Duivendrecht, in de Kennemerduinen en langs het Oostvoornse Meer.
Een paartje Grote Kruisbekken werd gezien op de Veluwe, eind maart mogelijk met twee jongen.
Op dit moment is er nog geen enkel territorium bekend van de Europese Kanarie. Nu zouden er nog enkele kunnen volgen maar dat het is wel duidelijk dat de soort echt vrijwel is verdwenen. Na het eerste broedgeval in 1922 bereikte de populatie hoogtepunten eind jaren zeventig (450-550 paren) en negentig (400-450).
Mocht u nog gegevens van zeldzame broedvogels hebben, dan ontvangen wij die graag. Het rapport over 2024 valt in juli 2025 bij alle broedvogeltellers in de bus.
Tot slot wil ik graag de vrijwillige en professionele tellers, districtscoördinatoren, soortwerkgroepen en terreinbeheerders hartelijk bedanken voor hun inspanningen!
Meedoen?
Heb je goede kennis van vogelgedrag en -zang en andere vogelgeluiden die op broeden (kunnen) wijzen? Dan kan jij meedoen aan het BMP-project. Afhankelijk van het biotoop en de selectie van soorten die je telt, breng je vijf tot twaalf bezoeken aan je telgebied in het voorjaar, vooral in de vroege ochtend. Tijdens je bezoek voer je alle relevante waarnemingen van vogels in.