Ruiende water- en zangvogels
Na de afgelopen maanden van baltsen, paren, broeden en opvoeden, volgt in de komende nazomermaanden een periode van ogenschijnlijke rust: de ruiperiode. De meeste vogelsoorten wisselen van zomerkleed naar winterkleed en doen dit zo onopvallend mogelijk.
In de ruiperiode zoeken vogels veilige en beschutte plekken met voldoende voedsel op waar ze minder opvallen voor predatoren. Het ruien van het verenkleed kost veel energie en om energie te besparen verplaatsen de vogels zich zo min mogelijk. Sommige watervogels, zoals Casarca en Bergeend, verliezen tijdens de rui hun slagpennen waardoor ze tijdelijk niet kunnen vliegen. Ze komen op verschillende plekken in Nederland in groepen samen zodat ze minder kwetsbaar zijn. Ruiende zangvogels houden zich vaak gedeisd in de struiken. Zodoende zijn ze in deze periode voor vogelaars vaak ook minder zichtbaar.
Ruien op zee
De ruiperiode van de Bergeend valt in de zomer met de piek in juli en augustus. Ruiconcentraties van Bergeenden bevinden zich voornamelijk in de Waddenzee en in de Delta. In de Waddenzee worden Bergeenden vooral in het centrale deel rond het wantij van Terschelling gezien. In de Delta is de Westerschelde een belangrijke ruiplaats. Het aantal Bergeenden dat van de Nederlandse Waddenzee als ruiplek gebruikmaakt, wordt steeds groter. Zo werd in augustus 2021 in de gehele Waddenzee een recordaantal van 130.000 Bergeenden geteld. De concentraties bestaan niet alleen uit Nederlandse, maar ook uit Duitse en Engelse vogels.
Ruien op meren
Net als de bergeend ruien Casarca’s in groepen op de Nederlandse wateren. Tussen juni en eind augustus komen grote aantallen Casarca’s naar ons land om te ruien. Uit onderzoek van Werkgroep Casarca Nederland blijkt dat de ruiers voornamelijk afkomstig zijn uit broed- en overwinteringsgebieden in Duitsland en Zwitserland. De ruiende aantallen zijn veel groter dan de verwilderde broedpopulatie die Nederland rijk is (10 tot 30 paren). Zo ruien op het Eemmeer sinds ongeveer 2005 enkele honderden Casarca’s. Ook de Ventjagersplaten, het Lauwersmeer en De Kreupel zijn bekende ruiplekken.
Ruiende zangvogels
In tegenstelling tot sommige watervogels ruien zangvogels, zoals Merels, meer geleidelijk. Merels blijven tijdens de rui mobiel en behouden hun vliegvermogen, hoewel ze minder actief zijn en zich meer schuilhouden in dicht struikgewas of bomen. De ruiperiode ligt tussen juni en eind oktober, met de grootste piek in augustus. Dit is goed terug te zien in de aantallen Merels die op tellijsten worden bijgehouden. In augustus halveert het aantal lijsten waarop een Merel is gezien en is een duidelijke dip zichtbaar. Een ietwat stille en lege tuin in deze periode is dus niet zo vreemd. De Merels zijn er wel, maar je ziet ze niet.
Eclipskleed
Bij sommige eendensoorten, zoals wilde eend, maakt het mannetje tijdens de ruiperiode een uiterlijke verandering door. Het fraaie uiterlijk met de typische groene kop verandert naar het minder opvallende uiterlijk dat op het verenkleed van een vrouwtje lijkt. Het mannetje in eclipskleed is nog wel te herkennen aan de gele tot olijfgroene snavel en de minder duidelijke tekening op de meer roodbruine borst. In de maanden juli, augustus en september worden beduidend meer vrouwtjes geteld omdat veel mannetjes onterecht voor een vrouwtje worden aangezien.