Monitoring van broedpalen in 2024
Afgelopen jaar stond de Scholekster in de schijnwerpers. Er liepen diverse projecten, waaronder het onderzoek naar de effectiviteit van broedplatforms. Afgelopen seizoen bleek op het gebied van nestsucces hoopvol, maar een tweede jaar aan data is meer dan welkom. Vandaar dat de monitoring van broedpalen ook dit jaar doorgaat.
Tijdens het Jaar van de Scholekster hebben vrijwilligers de broedprestaties van Scholeksters op broedpalen in de gaten gehouden. Van de 383 broedplatforms waarvan we data binnen hebben gekregen, waren er 49 bezet (13%). Van deze 49 nesten zijn er in 42 nesten jongen uit het ei gekropen. Dat is een nestsucces van 86%. Omdat de bezoekmomenten niet bij ons bekend waren, was het niet mogelijk om het nestsucces via de Mayfield-methode te berekenen. Echter, door de frequente bezoeken en de hoge detectiekans van nesten, gaan we er vanuit dat dit percentage dicht bij de werkelijkheid ligt.
Hoog succes
Het nestsucces op de broedpalen ligt aanzienlijk hoger ten opzichte van het nestsucces van natuurlijke nesten, zoals berekend met gegevens uit AviNest en de Boerenlandvogelmonitor. Met de Mayfield-methode is hiervan een nestsucces van 59% berekend (2023; N=1694). Over de periode 2019-2023 lag het nestsucces gemiddeld nog lager: 49% (N=9029). Daarmee lijken de broedplatforms effectief in de bescherming van de nesten tijdens de eifase.
Overleving jongen
Wanneer de kuikens uit het ei komen, springen ze dezelfde dag het platform af. Dit biedt dan geen bescherming meer tegen grondpredatoren. Echter, bij een hoger nestsucces is de verwachting dat er ook meer jongen groot kunnen worden. Van de 49 nesten in 2023 zijn tenminste 22 jongen vliegvlug geworden, omgerekend 0,45 jongen per paar. Dat ligt hoger dan de 0,35 jongen per paar die nodig zijn voor een stabiele populatie.
Bezettingsgraad
Voor diverse factoren is gekeken of deze invloed hadden op de bezettingsgraad (wel of niet bezet) van de broedplatforms, zodat daar eventueel bij vervolgmonitoring rekening mee gehouden kan worden.
De afstanden van de broedplatforms tot verticale elementen en infrastructuur verschilden niet tussen wel of niet bezette platforms, vermoedelijk omdat de platforms over het algemeen in open terrein werden neergezet.
Het plaatsingsjaar lijkt relevant te zijn. 40% van de bezette broedplatforms was vóór 2023 geplaatst, terwijl deze platforms 16% van het totaal uitmaakten. Het is alleen niet met zekerheid te zeggen of dit hoge succes een gevolg was van het plaatsingsjaar, of van de locaties waar deze broedplatforms geplaatst waren (goede weidevogelgebieden).
Tot slot lijken de broedplatforms een hogere bezettingsgraad te hebben als:
- het platform gemaakt wordt van hout of kunststof,
- er grind als substraat wordt gebruikt,
- het platform geplaatst wordt in de sloot of slootkant,
- de dikte van het substraat minimaal 3 cm is,
- het platform op tijd wordt neergezet (voordat de Scholeksters arriveren in hun territoria)
- er voldoende openheid wordt gewaarborgd.
Enige voorzichtigheid is hier geboden, omdat we niet van alle relevante factoren bruikbare informatie hadden.
Doe mee in 2024
We verzamelen graag meer data om met zekerheid te kunnen zeggen dat broedplatforms effectief zijn in de bescherming van de nesten in de eifase. Daarom zetten we dit jaar in op monitoring van de broedplatforms via Nestkaarten in AviNest en de Boerenlandvogelmonitor.
In AviNest is het mogelijk om ‘kunstnest’ te selecteren wanneer je een nest aanmaakt, in de Boerenlandvogelmonitor kun je onder het kopje bescherming de optie ‘balkon Scholekster’ selecteren. Zo kun je via bestaande invoerportalen de nesten volgen. Met deze gegevens kunnen we het nestsucces bepalen.
Bezoek minimaal tweewekelijks de broedplatforms en wanneer de jongen uitkomen is een hogere frequentie gewenst. Zeker in de jongenfase zijn nul-waarnemingen van groot belang. Voer daarom elk bezoek van de broedplatforms in via AviNest of de Boerenlandvogelmonitor.