De onbekommerde Spreeuw?

Jac. P. Thijsse had de Spreeuw in zijn ex libris (eigendomsmerkje) staan met de ondertitel 'onbekommerd’. In 2014 was het Jaar van de Spreeuw. De soort kreeg toen en in de jaren erna veel aandacht. Hoe is het de soort daarna vergaan? In MUS wordt de urbane populatie gevolgd en deze heeft het moeilijk.

Landelijk zijn de hoogste dichtheden Spreeuwen te vinden in de laaggelegen graslandgebieden in Noord- en West-Nederland. Op de zandgronden in het oosten en zuiden zijn de aantallen veel lager en dat geldt ook voor regio’s met veel bos en akkers. Boerenland en urbaan gebied zijn favoriet bij de soort. Ongeveer een vijfde deel van de populatie broedt in urbaan gebied.

Landelijke achteruitgang

Sinds de jaren tachtig is de Spreeuw landelijk met bijna 60% afgenomen. Recent is er een stabilisatie en lijkt er zelfs licht herstel op te treden. Sinds de start van MUS in 2007 is er bijna een halvering vastgesteld (figuur 1). Na een duidelijke afname vanaf 2016 is de trend vanaf 2020 stabiel. In de meeste provincies is er een lichte afname, een sterke afname in Limburg en stabiel in Drenthe en Zeeland. De landelijke broedvogeltrend (inclusief MUS) is minder dramatisch, dus de conclusie dat de soort het in urbaan gebied meer voor de kiezen krijgt, lijkt gerechtvaardigd. De soort staat niet op de Rode Lijst, maar de Staat van Instandhouding van de Spreeuw als broedvogel en niet-broedvogel in Nederland is zeer ongunstig.

Trendfiguur van de spreeuw in MUS
Figuur 1: Aantalsontwikkeling van de Spreeuw (index) landelijk (BMP, MAS, MUS) in 2007-2022 en in urbaan gebied (alleen MUS) in 2007-2023.

Ontwikkelingen per wijk

Elk telpunt in MUS kunnen we koppelen aan een type wijk qua leeftijd en/of bouwstijl (figuur 2). De hoogste aantallen Spreeuwen zijn gevonden in parken en zogenaamde open wijken waarbij de bebouwing niet aaneensloten is. Als we de gemiddelde aantallen per telpunt in 2007-2018 met 2019-2023 vergelijken, zijn die recent over het algemeen lager. Bedrijventerreinen en gesloten bebouwing geven het grootste verschil.

Ontwikkeling Spreeuw in verschillende wijktypen
Figuur 2: Aantal Spreeuwen per telpunt in MUS in 2007-2018 en 2019-2023, uitgesplitst naar bouwperiode en type bebouwing. Tussen haakjes staat de trend over 2007-2023.

Hoopvol Culemborg

In urbaan gebied is de afname van de Spreeuw dus het grootst. De regels in het Bouwbesluit maken het de soort lastig, maar er zijn nieuwbouwwijken waar de soort wel kan nestelen. In Culemborg kwam aan het licht dat Spreeuwen bij een flink aantal woningen via hoekpannen een (onbedoelde) nestruimte tussen boeiboord, buitenmuur en dakbeschot konden bereiken. Door een constructiefout was er een broedplek voor Spreeuwen ontstaan. Hierdoor is in deze wijk een bijzonder hoge dichtheid (twintig territoria per hectare) van de Spreeuw vastgesteld in combinatie met goede foerageerplekken (paardenweitjes) in de buurt. Een waar spreeuwenwalhalla. Thijsse zou zich in zijn element voelen in deze Culemborgse wijk.

Oorzaken van de achteruitgang

Uit meerjarig nestonderzoek (nestkasten) blijkt dat er niks mis is met het broedsucces van de Spreeuw. Er vliegen dus genoeg jongen succesvol uit om de populatie op peil te houden. Uit een analyse van Nederlandse ringgegevens blijkt echter dat de overleving van jonge Spreeuwen in het eerste jaar na uitvliegen sterk is afgenomen, van ruim 30% in 1960-1978 naar 12% in 1990-2012. Dit kan het grootste deel van de populatieafname verklaren. De intensivering van de landbouw en de afgenomen weidegang hebben waarschijnlijk gezorgd voor een afname van optimaal foerageerhabitat en voedselbeschikbaarheid. In urbaan gebied is daarnaast de afname van geschikte broedplaatsen (opening minimaal 4,5 cm) door renovatie en isolatie, waarschijnlijk ook een belangrijke oorzaak.

Thijsse’s typering 'onbekommerd’ gaat voor de Spreeuw nu niet meer op, maar de sterke afname lijkt voorlopig tot staan gebracht. Of dat te maken heeft met een betere overleving van de uitgevlogen jonge vogels, of dat er een andere oorzaak is, blijft nog even de vraag.

Meedoen

MUS is een relatief eenvoudig telproject dat weinig tijd kost. Wellicht is er een postcodegebied bij jou in de buurt vacant. Overal zijn nieuwe tellers welkom, maar bijzonder in Friesland, Groningen (buiten de stad), Limburg en Zeeland. En wie wordt de eerste MUS-teller in de Noordoostpolder?

Ex libris Jac. P. Thijsse
Visitekaart

Jan Schoppers

Senior veldmedewerker en meetnetcoördinator MUS
Jan Schoppers
Coördinator onderzoeksthema stad
MUS-teller in actie

Met het Meetnet Urbane Soorten volgen we broedvogels in steden en dorpen. We leggen trends in aantallen en verspreiding vast. Dit zijn onmisbare gegevens om na te gaan hoe het vogels in het stedelijk gebied vergaat.

Tijd
3 out of 5 stars
Kennis
3 out of 5 stars