Vogelbalans: aantallen ganzen in de winter stabiel
Onlangs verscheen de Vogelbalans 2023, het jaarlijkse overzicht van belangrijke ontwikkelingen bij de vogelpopulaties in Nederland. Deze uitgave van Sovon laat zien dat het aantal in de winter in Nederland verblijvende ganzen de laatste tien jaar stabiel is. Wat populaties broedvogels betreft, bevindt ongeveer de helft van de populaties zich in een ongunstige staat. Vooral in agrarisch gebied nemen veel soorten af.
Op basis van verschillende vogeltellingen is Sovon Vogelonderzoek Nederland in staat om populatietrends te laten zien van 199 soorten broedvogels en van 209 vogelsoorten die Nederland alleen tijdens de seizoentrek aandoen en/of hier overwinteren. De meeste tellingen lopen al sinds de jaren zeventig of tachtig van de vorige eeuw en behoren tot de langstlopende natuurmetingen in Nederland. Daardoor is het mogelijk om naar de ontwikkelingen over een periode van 40 tot 50 jaar te kijken.
Aantallen ganzen in de winter stabiel
Een opvallende ontwikkeling is de stabilisatie van de aantallen ganzen die in Nederland overwinteren. Vaak is de perceptie dat ganzen in aantal toenemen, maar uit maandelijkse watervogeltellingen door ruim tweeduizend vogeltellers blijkt dat de aantallen de afgelopen tien winters stabiel bleven. Ganzen uit noordelijke streken arriveren bovendien later in het najaar en verblijven daardoor wat korter in ons land dan voorheen. Vermoedelijk zorgen gunstige voedselsituaties en zachter herfstweer ten noorden van Nederland voor een latere aankomst. In totaal verblijven midden in de winter circa 2,4 miljoen ganzen in Nederland. Van de meeste ganzensoorten overwintert nog steeds een groot deel van de internationale populatie in Nederland.
Minder broedvogels in open gebieden, meer in bos en moeras
In het eerste deel van de Vogelbalans vatten enkele figuren de ontwikkelingen samen van vogels die in Nederland broeden of overwinteren. Een nieuwe manier van het beoordelen van de stand van vogels is het bepalen van de ‘Staat van Instandhouding (SvI)’, de ‘gezondheid van populaties’. Bij deze SvI wordt naast de trend in populatieomvang en verspreiding ook de omvang en kwaliteit van het leefgebied bepaald. De scores bij de broedvogels laten zien dat ongeveer de helft van de soorten er ongunstig voorstaat, maar dat per saldo verdere verslechtering uitblijft. Bij overwinterende vogelpopulaties is de balans iets positiever.
Kijken we wel naar alleen de aantalstrends, dan vallen flinke verschillen tussen leefgebieden op. In het agrarisch gebied is het aantal broedvogels sinds 1990 bijna gehalveerd. Alleen in andere open natuurgebieden (heide, duin en kwelder) zijn de afnames groter. Daar zijn soorten als de Wulp, Velduil en Blauwe Kiekendief bijna verdwenen. In bos en moeras overwegen positieve aantalsontwikkelingen. Veel broedvogels profiteren van moerasherstel en van ouder wordende, gevarieerdere bossen. Ook de gunstige winteromstandigheden in Afrika zijn gunstig voor moerassoorten die op dat continent overwinteren.
Impact van vogelgriep
Een ander verhaal in de Vogelbalans geeft een overzicht van de impact van hoog-pathogene vogelgriep. Het virus, dat in 2014 zijn intrede deed, veranderde van een seizoensziekte naar een dreiging die het hele jaar aanwezig is. Vogelgriep treft allerlei soorten watervogels en roofvogels. Schattingen laten zien dat de grote stern en slechtvalk het zwaarste werden getroffen. Waarschijnlijk stierf in 2022 ongeveer 30 procent van grote sterns die bij ons broeden. Bij slechtvalken werd de winterpopulatie hard getroffen. Mogelijk stierf tot ruim de helft van de valken doordat ze besmette vogels aten. Ook grote mantelmeeuwen, buizerds en knobbelzwanen werden zwaar getroffen, net als enkele eendensoorten.
In Nederland is bij zeker 65 vogelsoorten hoog-pathogene vogelgriep vastgesteld. Vogelaars die dode vogels melden die mogelijk besmet zijn, dragen met hun meldingen bij aan verder onderzoek naar de verspreiding van het virus. Een selectie van besmette vogels wordt opgehaald en getest in het lab. De tellingen worden uitgebreid om de aantallen dode vogels beter te monitoren. Met die gegevens kan de impact van ziekten en andere sterfteoorzaken in de toekomst beter bepaald worden.
Zeventien jaar tapuitenonderzoek
Voor de bedreigde Tapuit is stikstof een probleem. Duinen groeien versneld dicht met vegetatie, waardoor er minder kale bodem is, wat vanwege een koeler microklimaat ongunstiger is voor insecten. Ook de lage stand van het konijn werkt negatief, omdat tapuiten afhankelijk zijn van konijnenholen om in te broeden. Zeventien jaar onderzoek in de duinen bij Den Helder laat zien dat dankzij uitgekiend gebiedsbeheer en het beschermen van nesten het aantal broedparen en het broedsucces weer langzaam toeneemt.
Lees de Vogelbalans
In de Vogelbalans zet Sovon de belangrijkste actuele ontwikkelingen op een rij. Welke soorten nemen toe en welke zijn steeds minder te zien? Dankzij 50 jaar tellingen en onderzoek van vele vrijwilligers en professionals kunnen we uitspraken doen over bijna alle soorten die in Nederland voorkomen.