Nederlandse Waddenzee van steeds groter belang voor ruiende Bergeenden
Het aantal Bergeenden dat van de Nederlandse Waddenzee gebruik maakt als ruigebied wordt steeds groter. Sinds 2010 worden ze ieder jaar systematisch in het begin van augustus geteld door de bemanning van de WaddenUnit (de schepen van het ministerie van LNV), samen met enkele vrijwilligers van Sovon.
Van 2010 tot 2016 schommelde het aantal tussen 45.000 en 67.000 individuen (gemiddeld 55.400). In de jaren 2017-2020 groeiden de aantallen naar 66.000 tot 96.000 exemplaren. Afgelopen zomer was de klapper met 130.000 Bergeenden. Dat brengt het gemiddelde aantal over 2017-2021 op 91.400 individuen (zie figuur 1).
Figuur 1: aantallen ruiende Bergeenden in de Waddenzee per jaar (bron: R. Kleefstra en WaddenUnit)
Ruiconcentraties
De grootste concentraties bevinden zich in het centrale deel van de Waddenzee, rond het wantij van Terschelling, globaal tussen Oosterbierum en Holwerd. Daar verblijven de Bergeenden met laag water op de randen van geulen als de Oost Meep, het Vingegat, de Kromme Balg en het Vaarwater van de Zwarte Haan. Met hoogtij dobberen ze voor de Friese kust. De rui concentreert zich in juli en augustus, maar niet alle Bergeenden ruien synchroon. Zodoende is er altijd een deel dat kan vliegen en met hoog water de hoogwatervluchtplaatsen van Westhoek en Zwarte Haan opzoekt. Ook in de uiteinden van de Nederlandse Waddenzee verblijven ruiconcentraties, zoals bij het Balgzand in de Kop van Noord-Holland (gemiddeld ruim 1.800 eenden in 2017-2021) en in de Dollard (gemiddeld ruim 6.200 in 2017-2021). Het zijn allemaal plekken waar met het onderzoeksprogramma SIBES van het NIOZ hoge concentraties Slijkgarnalen worden aangetroffen. Onder andere Bergeenden eten hier volop van.
Toename populatie
De toename van het aantal Bergeenden in de ruiperiode in de Nederlandse Waddenzee ging aanvankelijk gepaard met een afname van het aantal ruiende Bergeenden in de Duitse Waddenzee. Hier verbleef van oudsher zo’n beetje de gehele West-Europese populatie Bergeenden in de ruiperiode rond de monding van de Elbe. Van halverwege jaren ’90 tot even na het millennium ging het daar om gemiddeld ruim 200.000 Bergeenden, waarna aantallen afnamen tot ruim 150.000 gemiddeld sindsdien. Dat verklaarde het in eerste instantie gemiddelde aantal van ruim 50.000 in de Nederlandse Waddenzee, maar inmiddels zijn de Duitse en Nederlandse aantallen bij elkaar opgeteld dusdanig hoog dat het een toename van Bergeenden in Europa doet vermoeden.
Droneopnames van de grote hoeveelheden ruiende Bergeenden in de Waddenzee (bron: WaddenUnit, Min. LNV).
Britse import
Een Brits onderzoek met vier gezenderde Bergeenden liet zien dat de Britse Bergeenden afzonderlijk van elkaar en op verschillende dagen naar dezelfde plek vlogen. Ze gingen naar het centrale deel van de Waddenzee, langs de Friese Waddenkust, ter hoogte van Westhoek en Zwarte Haan, naar de plekken waar de grote ruiconcentraties verblijven. Dat bevestigde het vermoeden dat een deel van de Nederlandse ruiers van Britse komaf zijn.