Fundering onder de scholeksterpalen

In het Jaar van de Scholekster onderzoeken Sabine Hoek en Anke Bijkerk de effectiviteit van broedpalen voor de Scholekster. “Of ze nou wel of niet werken, in beide gevallen wil je weten waarom!”

Sabine Hoek en Anke Bijkerk bij een broedpaal voor een Scholekster
Sabine Hoek en Anke Bijkerk bij een broedpaal voor een Scholekster (foto: Rob Buiter)

Ze duiken de laatste jaren links en rechts, of beter gezegd noord en west in het land op: scholeksterpalen. Soms zijn het verkeersborden die ondersteboven, als een soort dienblad gevuld met grind, op een paal worden getimmerd. In andere gevallen is het een fors uitgevallen voedertafel met een hoge rand om een laagje schelpen op de plek te houden. Maar eigenlijk geldt in alle gevallen: als er scholeksters op gaan broeden, is dat meer geluk dan wijsheid, want harde informatie over de juiste werkwijze of de effectiviteit van deze broedpalen ontbreekt tot op heden.

Onderzoekster Sabine Hoek van het Zeeuwse ecologisch adviesbureau Deltamilieu Projecten vindt het, ondanks dat gebrek aan keiharde onderbouwing, toch wat al te oneerbiedig als de verslaggever veronderstelt ‘dat men maar wat doet’. “Mensen die deze palen neerzetten zijn hoe dan ook begaan met de Scholeksters, dus dat is al een belangrijke eerste stap voor een soort die het zwaar heeft!” Maar ook Hoek erkent dat goede informatie over de effectiviteit meer dan welkom is. Ze was dan ook heel blij met de opdracht van de provincie Zeeland om precies dát te onderzoeken: wat zijn de factoren achter succes of falen van de scholeksterpalen?

En zo kon het gebeuren dat in het vroege voorjaar van 2023, in samenwerking met het Nationaal Park Oosterschelde, rond enkele akkers bij Burgh-Haamstede twintig houten palen, versie ‘voedertafel’ werden neergezet, evenals in een beschermd stukje natuur bij het voormalig werkeiland Neeltje Jans in de Oosterschelde. Sindsdien trekt Anke Bijkerk, student Kust- en Zeemanagement aan de Hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden twee keer per week alle veertig palen langs, voor een vinger aan de pols.

Bloem- en kruidenrijke keverbanken 

De eerste paal die ze vandaag bezoekt staat aan de rand van een akker waar de boer een gras-klavermengsel in de zware klei heeft gezaaid. De paal staat net wat hoger dan het bouwland, op een zogenoemde keverbank. “Zo noemen ze hier deze brede akkerrand waar een mengsel van wilde bloemen en kruiden is ingezaaid”, verduidelijkt Bijkerk. “Goed voor de kevers en andere insecten en dus voor de vogels.”

Op de tafel ligt een laagje schelpen met in een hoekje een duidelijk kuiltje. “Nee, dat kuiltje hebben wij niet gemaakt, maar een Scholekster!”, bezweert Bijkerk. “Het is één van de palen die af en toe wordt bezocht door de vogels, maar broeden doen ze er nog niet op. Daar op de akker ligt wel een nestje”, wijst ze, een kleine honderd meter verderop.

Het zal de rode draad van de ochtend worden: welke paal we ook langslopen om te checken: in bijna alle gevallen heeft een Scholekster duidelijk met de kont zitten draaien in de schelpen om een nestkommetje te maken. Nergens liggen eieren. “Kijk, hier ligt een vrij dun laagje schelpen en hebben de vogels tot op het kale hout een kommetje gedraaid”, wijst Bijkerk. “Misschien zou dat uiteindelijk iets kunnen leren over de gewenste dikte van de schelpenlaag, als de vogels wel eieren leggen op een dikke laag schelpen, maar niet op het kale hout?”  “Maar ja, op de akker leggen ze hun eieren ook op de harde, kale klei”, zo filosofeert Hoek verder. Linksom of rechtsom: om statistisch verantwoorde conclusies te trekken uit dit experiment hebben de onderzoekers aantallen nodig, zowel uit de categorie ‘succes’ als uit de categorie ‘falen’.

Een scholeksterpaal gevuld met schelpen
Een broedpaal gevuld met schelpen (foto: Rob Buiter)

Een kwestie van plussen en minnen

In het kader van ‘Het jaar van …’ kijken niet alleen Hoek en Bijkerk systematisch naar de effectiviteit van hun veertig, special voor dit onderzoek geplaatste broedpalen. Elders in het land probeert Vogelbescherming ook zo veel mogelijk informatie te verzamelen van de naar schatting driehonderd palen die nu her en der staan opgesteld.  

De idee achter de palen is glashelder: wanneer de vogels hoog broeden, zijn ze veilig voor predatoren die op vier pootjes op zoek zijn naar eieren. En in tegenstelling tot nesten die niet toevallig door liefhebbers worden gesignaleerd en gemarkeerd, op het boerenland, zijn eieren op de broedpalen ook veilig voor de landbouwwerktuigen die toch af en toe over de akker moeten rijden. “De Scholeksters hebben vanaf zo’n hoog punt ook goed overzicht”, veronderstelt Bijkerk. “Ze kunnen gevaren dan op tijd zien aankomen.”

“Rond de Wadden en ook hier in de Delta kunnen dit soort palen ook helpen om nesten die aan de rand van de kwelders of de schorren worden gebouwd, te beschermen tegen hoogwater”, veronderstelt Hoek. “Maar tegenover die voordelen staan ook potentiële nadelen. Op zo’n hoge tafel zijn de eieren misschien juist wel extra kwetsbaar voor vliegende predatoren?” “Op de beelden van de wildcamera’s die ik naast een aantal palen heb gezet, heb ik ook al verschillende keren gezien dat een torenvalk de tafel gebruikt om een prooi op te peuzelen”, beaamt Bijkerk. “Maar de palen zijn hoe dan ook alleen zinvol in de ei-fase. Zodra de eieren uitkomen, springen de kuikens als het goed is al heel snel over de rand en zoeken ze zelf dekking in de hoge kruiden hier op de keverbank.”

Uiteindelijk zal het een kwestie van plussen en minnen zijn, denken de onderzoekers. “Maar voor we die balans kunnen opmaken, moeten de vogels de palen hier nog wel ontdekken”, hoopt Bijkerk. “Anders bestaat mijn onderzoeksstage vooral uit het beschrijven van de vegetatie rond de palen en de nesten op de grond waar de vogels wél broeden.”

Wat dat betreft hebben de onderzoekers nog de meeste hoop bij de palen rond de akkers bij Burgh-Haamstede. “Op Neeltje Jans staan de palen in beschermde natuur waar geen mensen mogen komen en natuurlijk al helemaal geen landbouwmachines. Daar zouden de vogels in de loop van de tijd misschien kunnen leren dat ze veilig voor grondpredatoren kunnen broeden op de palen”, zegt Hoek. “Maar misschien moeten we wel een aantal jaren geduld hebben. Dat de vogels het langzaam moeten ontdekken en pas bij bewezen succes de palen steeds meer gaan gebruiken. Scholeksters die op daken broeden zijn dat per slot van rekening ook niet ineens, van het ene op het andere jaar in grote aantallen gaan doen.”

De allerlaatste paal die we bezoeken is bezet … door een Tureluur, die in de tafel een perfecte uitkijkpost heeft gevonden. “Ik heb eerlijk gezegd geen idee of zo’n tafel met schelpen ook door Tureluurs gebruikt zou kunnen worden. Ik ben ook zeker geen doorgewinterde vogelaar”, zegt Bijkerk bescheiden; om een paar honderd meter verderop te bewijzen dat ze meer dan goede ogen heeft voor haar taak. “Kijk, dit nestje van een Graspieper heb ik hier vorige week gevonden.” Bijna onzichtbaar onder een dichte pol gras houden vier snaveltjes zich gedeisd tot drie bezoekers weer zijn doorgelopen en een ouder met insecten aan zal komen. Ondertussen imiteert in een houtsingel aan de rand van de akker een Bosrietzanger een bijna perfecte Scholekster. Te-piet!

Sovon-nieuws

Dit artikel verscheen eerder in Sovon-nieuws 2 van 2023. Leden van Sovon krijgen vier keer per jaar Sovon-nieuws toegestuurd met actuele informatie over de vogelstand, interviews met vogelonderzoekers en de eerste resultaten van tellingen. Word ook lid van Sovon en steun het onderzoek naar vogels in Nederland.