Opleving van Kleine Jagers langs de kust
Na een jarenlange afname bracht het najaar van 2021 uitzonderlijk veel Kleine Jagers in het kijkerbeeld van zeetrektellers. Aantallen die we voor het laatst zagen in de jaren 80 en 90, met veel pleisterende jagers voor de kust van de Waddeneilanden en Noord-Holland. Waar kwam die opleving vorig jaar vandaan? En hoe is het dit najaar?
Kleine Jagers zijn roofmeeuwen die in subarctisch gebied over de hele breedte van het noordelijke halfrond broeden. Je kunt ze vooral in augustus tot en met oktober langs de Nederlandse kust zien. Dan trekken ze naar het zuiden om te overwinteren aan beide zijden van de Atlantische oceaan, tot voor de kusten van Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Vanaf onze Noordzeestranden zien vogelaars die trektellingen doen vanaf de jaren 90 steeds minder Kleine Jagers. Er is sprake van een neerwaartse trend, die een groot verval van de Europese broedpopulaties weerspiegelt. Deze afname heeft de Kleine Jager op de Europese Rode Lijst inmiddels in de op één na zwaarste categorie gebracht: bedreigd.
Opvallend najaar 2021
Maar vorig najaar noteerden de trektellers ineens aantallen die we alleen nog kenden uit de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Vanaf half augustus tot begin oktober lagen de getelde aantallen twee tot zes maal hoger dan gemiddeld sinds de eeuwwisseling. Na half oktober vielen ze terug naar een normaal, laag niveau, zoals te zien is in bovenstaande grafiek. Het landelijke uurgemiddelde op zeetrekposten (3,0 vogels per uur) was zelfs het op twee na hoogste uit alle najaren sinds 1974. Alleen in 1976 en 1994 was dit hoger.
Niet alleen bij harde westenwind
De grotere aantallen in 2021 waren niet geconcentreerd op piekdagen bij harde westenwind, terwijl dat in recente jaren meestal wel zo was. Ook bij rustig weer vlogen er vaak dagen achtereen veel kleine jagers langs. Zo werden er vanaf Texel op 11 tot en met 13 september respectievelijk 160, 165 en 231 geteld, en bij Camperduin op 28 tot en met 30 augustus 60, 70 en 44. Dat alles bij verschillende windkrachten en -richtingen. Daarbij leken de meeste Kleine Jagers niet gericht te trekken, maar vlogen ze veelal heen- en weer om te jagen. In bovengenoemde voorbeelden vlogen even veel vogels naar noord als naar zuid. Dit suggereert dat veel jagers enige tijd op zee voor de kust pleisterden. Dit fenomeen was goeddeels beperkt tot Noord-Holland en vooral de (westelijke) Waddeneilanden. Langs de kust van Zuid-Holland en Zeeland lagen de uurgemiddelden duidelijk lager, op enkele dagen na met flinke zuidwaartse trek bij harde wind. Begin oktober namen de aantallen noordelijker langs de kust ook af.
Plotselinge opleving
Wat veroorzaakte deze plotselinge opleving na een jarenlange malaise? De eerste mogelijkheid die opkomt, is een uitzonderlijk goed broedjaar. Maar dat was 2021 niet. Van 1300 Kleine Jagers waarvan de leeftijd werd genoteerd door trektellers was 56 procent eerstejaars, geen groter aandeel dan in de twintig najaren ervóór (54 procent van 6360). Het beeld dat veel vogels langer voor bepaalde kustgedeelten aanwezig bleven, suggereert dat de voedselsituatie gunstig was. Voor Kleine Jagers betekent dat: veel visetende sterns en kleine meeuwen die ze van hun prooi kunnen beroven. Inderdaad, ook de vastgestelde uurgemiddelden van Noordse Stern/Visdief, Grote Stern en Stormmeeuw lagen in 2021 veel hoger. Vooral veel ‘noordse dieven’ (som van Noordse Stern en Visdief, maar gedomineerd door de laatste) bleven langer dan gebruikelijk in grote aantallen aanwezig. Als we de uurgemiddelden van Kleine Jagers per najaar sinds 1975 afzetten tegen die van ‘noordse dieven’ (onderstaande grafiek, rechts) is een positief verband zichtbaar. Kortom, hoe meer sterns er wat langer blijven, hoe meer kleine jagers we langs de Noordzeekust zien.
Achter je voedsel aan: jagers en dieven
Als voedselaanbod werkelijk de factor is die zo veel jagers voor de kust bracht, dan verwacht je ook dat we dat in de verspreiding van de jagers en sterns zien. Ook dat klopt: er was een positief verband tussen het uurgemiddelde van Kleine Jagers en dat van ‘noordse dieven’ op dertien verschillende telposten in september, de piekperiode. Op plekken met meer ‘noordse dieven’ dan gemiddeld (2001-2020) waren ook bovengemiddeld veel kleine jagers te zien (bovenstaande grafiek, links). Dat verband werd niet sterker als er ook meer Grote Sterns en Stormmeeuwen waren. Mogelijk geven Visdieven hun prooi eerder op dan deze grotere soorten, waardoor de Kleine Jagers meer profiteren van deze soort.
2022: terug naar af
Het najaar van 2022 is tot op heden geen bijzonder jagerseizoen. De waargenomen uurgemiddelden kwamen alleen in een stormachtige periode halverwege september uit boven die in 2000-2020. Het najaar van 2021 lijkt een uitzondering te zijn geweest. Al blijft het altijd spannend om over zee te kijken, in de hoop op wat jagers.
Dit artikel verscheen in iets uitgebreidere vorm in de nieuwsbrief voor zeetrektellers van Sovon, Trektellen.nl en de Nederlandse Zeevogelgroep. Van zestien soorten zeevogels worden trektellingen langs de Nederlandse kust gebruikt voor trendberekeningen.