Watervogels profiteren van schonere Rijn en natuurontwikkeling
Het internationale Rijndal is een belangrijke pleisterplaats voor overwinterende watervogels. De afgelopen jaren hebben veel soorten geprofiteerd van de verbeterde waterkwaliteit en natuurontwikkeling. Dat blijkt uit het rapport van de Internationale Rijncommissie waarin voor de derde keer een overzicht is gegeven van de overwinterende vogels in het stroomgebied van de Rijn, van de Bodensee in Zwitserland tot en met de Rijnmond en het IJsselmeergebied in Nederland.
In de winters tussen 2015 en 2018 waren er in het stroomgebied van de Rijn maximaal ruim 1,1 miljoen watervogels aanwezig van 70 soorten, waarvan de helft in de grote wateren van de Bodensee, IJsselmeer en de Randmeren en de andere helft langs de Rijn zelf. Hiervan kwamen 25 soorten in relevante aantallen voor, dat wil zeggen dat meer dan één procent van de gehele Noordwest-Europese trekvogelpopulatie van die soort in het riviergebied verbleef. Vijftien jaar eerder ging dat nog om 21 soorten. De meest getelde vogels in het Rijngebied zijn diverse soorten eenden, ganzen, zwanen en Meerkoeten.
Meeste soorten nemen toe
In een tijdsbestek van vier decennia namen meer soorten watervogels in aantal toe dan af in het internationale Rijndal. De balans varieert behoorlijk tussen de verschillende riviertrajecten. Positieve trends zijn vooral te vinden onder de vogels die waterplanten eten en zij die foerageren in ondiep water en langs oevers, waaronder viseters.
Meer waterplanten, minder mosselen
De betere waterkwaliteit is waarschijnlijk een gevolg van de afname van de fosfor- en stikstofvervuiling in de Rijn, waardoor er minder voedingsstoffen in het water aanwezig zijn. Dit leidt tot minder algenbloei en een terugkeer van waterplanten. Een toename van veel waterplanteneters is het gevolg. Tegelijkertijd nam de aantallen van voor vogels belangrijke zoetwatermosselen af, net als de eendensoorten die hier van leven. De onderzoekers zien overigens wel dat de teruggang van mosseletende eenden de laatste jaren stabiliseert. Waarschijnlijk omdat zij zich ook op andere voedselbronnen zijn gaan richten.
Ruimte voor de rivier
Onder de noemer ‘ruimte voor de rivier’ zijn de afgelopen jaren op veel plaatsen de uiterwaarden verlaagd en uit productie genomen en zijn er nevengeulen gegraven, vooral in het Nederlandse deel van het Rijndal. Het doel hiervan is om het risico op overstromingen te verkleinen en het natuurlijke karakter van de uiterwaarden te vergroten. Dit heeft een positief effect gehad op watervogels die afhankelijk zijn van ondiep water en slikkige oevers en leven van kleine vis, ongewervelden, waterplanten en plantenzaden.
Aan de andere kant is door deze natuurontwikkeling het areaal aan grasland afgenomen. In Nederland is dit terug te zien in een afname van enkele grasetende vogels (ganzen, zwanen) in de uiterwaarden. Dit patroon contrasteert met de watervogeltrends in het aangrenzende deel van de Rijn in Duitsland, waar natuurontwikkeling op minder grote schaal is uitgevoerd. Over het gehele internationale Rijngebied bekeken zijn de aantallen van deze graseters stabiel gebleven.
Betrouwbaar beeld
Al in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werden in verschillende gebieden in het Rijndal watervogels geteld. Vanaf 1980 gebeurt dit op gestructureerde wijze in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. In de afgelopen jaren hebben zo’n 700 vrijwillige vogelaars een bijdrage aan de tellingen geleverd, aangevuld met de hulp van terreinbeheerders en professionals van onderzoeksinstituten. Deze inzet geeft een betrouwbaar beeld van de ontwikkeling van overwinterende watervogels in het stroomgebied van de Rijn en daarmee van de ecologische kwaliteit van deze gebieden.
Sovon heeft deze rapportage samen met partnerorganisaties in de andere landen van het Rijnstroomgebied voor de Internationale Rijncommissie gemaakt met financiering van Rijkswaterstaat.