Vogelteller in de kijker: Gert Huijzers

Gert Huijzers telt al meer dan 50 jaar voor het Meetnet Watervogels. Watervogeltellingen zijn altijd gebleven, maar er zijn alleen maar meer hobby’s bijgekomen. Gert zet zich op tal van manieren in om natuur in zijn omgeving te monitoren en te verbeteren.

Gert Huijzers
Gert Huijzers helpt bij het ringen van de jongen van Zeearenden broedend op de Korendijkse Slikken

Gert kwam al heel vroeg in aanraking met vogelonderzoek. Op zijn zeventiende, in 1973, startte de eerste tellingen voor de Broedvogelatlas van Nederland, en kreeg Gert de vraag of hij hiervoor wilde gaan tellen. Na de Broedvogelatlas ging hij al snel tellen voor het watervogeltelproject, wat vanaf toen door Sovon werd gecoördineerd. Gert telt dus al meer dan vijftig jaar watervogels in de Korendijkse Slikken. Een teller van het eerste uur noemt hij zichzelf ook wel. De coördinatie en registratie ging destijds nog via pen en papier en over de post. ‘Er gingen heel wat maanden overheen voordat we de resultaten kregen’, vertelt Gert. 

Het aantal vogelaars in de Hoeksche Waard was toen nog redelijk beperkt en alles was dus nog goed te overzien. Gerard Ouweneel was ook één van de vogelaars in de Hoekse Waard. Gert en Gerard ontmoetten elkaar in 1972 op de Westdijk bij de Korendijkse Slikken waar ze samen naar een Roerdomp keken. Het was de eerste Roerdomp voor Gert maar er volgde meer en het contact met Gerard bleef ook. 

Leuk was het om Bart Ebbinge destijds bij het begin van zijn brandganzenonderzoek te helpen. Het was een sport om alle Brandganzen te checken op een halsband met een unieke code. Erachter komen waar ze vandaan kwamen en waar ze heen trokken, fascineerde Gert.

Later kwamen de slaapplaatstellingen voor Zilverreigers en ganzen en zwanen er ook bij. Het registreren van waarnemingen in Avimap maakt het steeds makkelijker en sneller om te doen. 

Lokaal onderzoek

Gert loopt het liefst in ‘zijn’ gebieden, de Korendijkse Slikken en Spuimonding Oost bij Goudswaard, waar hij de tellingen en onderzoeken verricht. ‘Ook ben ik wel een soort van Twitcher geweest hoor’, zegt Gert, ‘maar dan vooral in het deltagebied. Heel enkele keer maak ik nog wel een uitstapje naar een bijzondere soort zoals destijds de Sperweruil. Maar ik blijf het liefst lokaal actief.’

Een aantal jaren geleden is Gert begonnen LiveAtlas-tellingen, waarbij hij ook de dagvlinders en libellen op zijn rondjes meeneemt. De hommels nemen sinds een aantal jaren, door vervroegde pensionering, een speciale plek in zijn waarnemingenlijst in. 

‘Ik probeer met al deze tellingen lokaal inzicht te krijgen hoe het met de verschillende soorten en soortgroepen gaat’, legt Gert uit. ‘Door de watervogel-, broedvogel- en LiveAtlas-tellingen kan ik invloed uitoefenen op het terreinbeheer van natuurorganisaties, maar ook op de provincie, gemeenten of agrarische organisaties. Feiten moeten de drijfveer zijn om veranderingen teweeg te brengen, is mijn bescheiden mening.’

Veranderingen in de local patch

Gert heeft in de loop van de 50 jaar behoorlijk wat zien veranderen. De Korendijkse Slikken maken deel uit van het Haringvliet-gebied, wat na de afsluiting in 1970 voor een gigantische metamorfose heeft gezorgd. ‘Als ik kijk naar mijn eerste watervogeltellingen in de Korendijkse Slikken waren Bonte Kraaien tijdens de maandelijkse telling best normaal’, vertelt Gert. ‘Ook de Ruigpootbuizerd was een jaarlijkse verschijning. Tegenwoordig zijn dit de zeldzame soorten. 

Maar ook de algemenere soorten laten veranderingen zien. Vroeger kwamen er nog vele honderden Goudplevieren voor op de weilanden en verbleven daar ook voor lange tijd. Tegenwoordig zien we enkel nog maar kleine groepjes, vooral op de kale akkers.’

‘Een soort als de Grauwe Gans hebben we in de loop van de 50 jaar zien verschijnen. Dit kunnen de huidige tellers zich bijna niet meer voorstellen. Maar vroeger zagen wij de eerste Grauwe Ganzen pas in augustus verschijnen om te overwinteren. Terwijl ze tegenwoordig jaarrond in hoge aantallen aanwezig zijn en blijven. Vroeger was de Grauwe Gans echt niet zo algemeen als dat ze nu zijn’, zegt Gert. ‘De Brandganzen laten een heel ander beeld zien. Door veranderend beheer van de Korendijkse Slikken en het ruiger worden van de graslanden, tellen we nu soms helemaal geen Brandganzen meer, terwijl we in het verleden tijdens sommige winters meer dan 15.000 individuen telden. Nog een voorbeeld van veranderingen in de winter zijn die van de Grote Zilverreiger. In de jaren zeventig ging je naar Midden of Zuid-Europa om een Grote Zilverreiger te zien, maar nu zijn ze in de winter bijna talrijker dan de Blauwe Reiger.’

Ook broedvogels zijn behoorlijke aan veranderingen onderhevig geweest. ‘Rond 2000 zaten we op een piek van 125 broedparen Grutto’s, bijna 250 kievitenterritoria, maximaal 75 territoria Tureluurs; aantallen die je nu niet meer kan voorstellen. De Zeearend was een zeldzame wintergast, waar menig vogelaar uit het land voor langs kwam om ‘m voor de jaarlijst af te tikken. Nu broedt er al vier jaar een koppel’, vertelt Gert.

Mijn drijfveer

‘Plezier en nieuwsgierigheid is het allerbelangrijkste om te blijven doorgaan’, vertelt Gert. ‘Ik ben nog dagelijks buiten te vinden, voor de vogels maar tegenwoordig ook voor de insecten. Insecten, planten en vogels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer ik de aantallen van mijn tellingen op een rijtje zet, geef ik ook altijd aanbevelingen voor beheer. Veel zaken worden gelukkig overgenomen, door partijen als Natuurmonumenten, het waterschap Hollandse Delta, de gemeente Hoeksche Waard, de boeren en hun coöperatiecollectief CCHW. En dan zie ik toch resultaat van al mijn inspanningen en ben ik dankbaar dat ik een steentje heb bijgedragen aan een betere natuur in mijn omgeving.’ 

Bijzonder

‘Voor de slaapplaatstelling van de Grote Zilverreigers moeten we de waterstand goed in de gaten houden’, begint Gert. ‘Eén keer werden we (medetellers Leo van den Berg en m’n zoon Bart) verrast bij terugkeer. Tijdens één van de tellingen in december kwam het water heel snel op. Tijdens de terugweg was het behoorlijk donker, kwam het water al tot kniehoogte en we moesten nog ruim een kilometer. Gelukkig ken ik het gebied zo goed, dat ik me over de glinsterende watervlakte in het donker kon oriënteren op rietstrookjes langs greppels en kreken, of hekpalen, of andere ‘bakens’. Ondanks dat we tot ons middel nat waren, is het gelukkig goed afgelopen. De spanning en het avontuur maakten dat we weinig aandacht hadden voor de kou van het water.’

‘Ook een bijzondere vogelwaarneming was die van een Klapekster’, vertelt Gert. ‘Het was begin zeventiger jaren, enkele jaren na de afsluiting van het Haringvliet, toen de rietgorzen nog echt uit riet bestonden. Mijn vader en ik zwierven in het najaar rond de rietvelden van de gorzen. Op sommige plekken staken grote stengels van engelwortel uit boven het riet. In eentje ervan streek op zo’n twintig meter afstand een Klapekster neer met een Baardman in de bek, die hij of zij vervolgens doodde door hem te wurgen in de vork van de engelwortel. Een fascinerend, maar ook luguber proces. 

‘Een recente prachtervaring is het eerste broedsel van de Zeearend in 2021 op de Korendijkse Slikken, wat ik van begin tot eind heb gevolgd en gedocumenteerd. Hoe mooi is het dan om bij het ringen door de Werkgroep Zeearend te zijn’, zegt Gert trots.