Vogelteller in de kijker - Geert Euverman

Geert Euverman groeide op in de buurt van de Engbertsdijksvenen (Twente) en zag in zijn eigen BMP-plot de charismatische Kraanvogel als broedvogel verschijnen. Hoog tijd om nader kennis te maken.

Geert Euverman voert een telling in
Geert Euverman voert een telling in. | Foto: Wim Nijmeijer

Mijn geboortehuis, ik ben van 1949, lag aan de rand van het veen. Mijn vader was er veenarbeider. Als het even kon was ik er ook te vinden. Van al dat veen is slechts Engbertsdijksvenen over: een Twents Natura 2000 gebied van ongeveer 1000 ha. Jarenlang kwam ik er weinig, mijn afkomst stuurde me richting ambachtschool, en daarna de fabriek in. Maar later kon ik door een reeks van toevallige ontmoetingen met de juiste mensen in dienst komen bij Staatsbosbeheer. In Engbertsdijksvenen!

Daar ging een wereld voor me open. De laatste turf werd er afgevoerd, meteen daarna werd waar mogelijk de verdroging tegengegaan. Veel plasdras dus en veel vogels! 

In dit hoogveengebied was Sovonner van het eerste uur Johan Bekhuis toen al jaren actief. Door zoveel mogelijk met hem mee te lopen leerde ik snel bij. Vooral de kennis van al die geluiden werd me bijgebracht, iets wat mijn leven zeer heeft verrijkt. We zijn goede vrienden geworden. We houden elkaar op de hoogte als er wat te melden valt: Johan vanuit de Ooijpolder, ik van het veen. Johan promootte het tellen volgens vaste regels, en ik wilde de bij hem opgedane kennis wel in de praktijk brengen. Intussen had ik een andere werkplek gekregen in Noordoost Twente, daar hebben we in 1984 de Braamberg uitgekozen voor een BMP. Een mooi gevarieerd bosgebied, onderdeel van het Springendal. Daarvan kreeg ik de smaak te pakken. Ik was wel steeds betrokken gebleven bij allerlei tellingen in het veen, daar koos ik voor nog een BMP. Nu voor de Weide van Overesch, een begraasd deel en het laatste bolwerk van Paapjes van Twente. Toen een droge pijpenstrootjessteppe, met hier en daar wat opslag.
 

Na mijn verhuizing terug naar mijn geboortehuis in 1990 ben ik ook daar een BMP begonnen, nu in het boerenland. Johan gaf aan dat Sovon zat te springen om gegevens hiervan, de meeste tellers hadden immers meer schik in natuurterrein. Meteen heb ik ook van het blokje rondom mijn huis een BMP gemaakt. Beide kosten maar weinig extra inspanning. Dat laatste geldt helaas steeds meer voor mijn plot in het boerenland. Met veel enthousiasme begonnen in een nog redelijk kleinschalig landschap, kan ik nu bijna vanaf één punt het terrein overzien. Een stuk buitengrens bestaat alleen maar meer virtueel, opgegaan in grasfalt. Ook het plotje in de bebouwde kom verandert steeds meer. Gras en bomen moeten wijken voor steen en allerlei bouwsels, heggen voor schuttingen.

Naast de broedvogels heb ik nog jaren meegeteld aan slaapplaats- en watervogeltellingen in het veen, en in het Springendal een PTT-route. Die laatste loop ik nog steeds, met het overige ben ik gestopt. De trends van broedvogels in die steeds langere reeksen, dat is mijn grootste liefhebberij geworden. Het verdwijnen en opkomen van soorten, en de oorzaken daarvan, het blijft boeiend.

Om bij het veen te blijven: in de jaren erna werd het gebied steeds natter, en na de aanleg van een paar dammen ontstonden er stukken moeras en open water. Om het tellen van broedvogels te kunnen behappen werd het gebied opgedeeld in tien delen, met ieder een eigen teller. Deze indeling is er nog steeds, en vanaf 2008 coördineer ik de broedvogeltellingen. Internet en Avimap zijn daarbij de grootste zegen voor de karteerder. Geen gedoe meer om de veldkaarten binnen te krijgen, en daarna het puzzelen met potlood en papier. Alleen territoria op de grens van twee delen vragen nog enig gezond eigen verstand.
 

Door de vernatting van het veen veranderde de soortensamenstelling vanzelfsprekend. De grootste verrassing was toch wel de komst van Kraanvogels! Eerst een paar jaar als verkenners, maar ze bleven terugkomen.

En zo kon het gebeuren, dat op ik op 1 juni 2014 getuige was van een stel Kraanvogels, dat het met gespreide vleugels hevig hadden voorzien op een Vos. Die droop dan ook maar af, zoveel misbaar was hem duidelijk teveel. Ik had ze al wel vaker gehoord, maar nu waren ze wel heel fanatiek. De reden bleek een paar weken later: op 17 juni liep het stel met een kuiken! Ik noemde het Krakras, naar het kale kuiken van Paulus de Boskabouter. Het eerste geslaagde broedgeval van Kraanvogels in Twente, in mijn eigen BMP!
 

Jammer genoeg kun je het tellen niet eeuwig blijven doen. Dat je broek steeds vaker in een raster blijft haken wanneer je denkt daar overheen te stappen, daar kun je nog rekening mee houden. Maar oog en oor moeten wel goed blijven, en daar schort het steeds meer aan. Twee jaar geleden gaf mijn ene oog er ineens de brui aan. Gelukkig is dat met hulp van injecties nu redelijk onder controle. Maar in het bos moeten de oren het wel goed doen, en ook dat wordt steeds minder. Vorig jaar heb ik meegewerkt aan een BMP-cursus, en daar heb ik voor de Braamberg gelukkig twee heel goede opvolgers aan over gehouden. Ik draag dan ook, zij het met weemoed, na veertig jaar vol vertrouwen het stokje aan hen over.
 

In het veen heb je meer aan je wat je ziet, en dat hoop ik dan ook nog een paar jaar vol te kunnen houden. Helemaal nu ik sinds dit voorjaar een stel hoorapparaten heb, ingesteld op de hoge geluiden. Niet alles komt terug, maar wat kan ik het iedere oudere vogelaar aanraden. Wat een geluk, wanneer je na Hemelvaart fietsend op Terschelling voor het eerst sinds jaren ineens weer de triller van een Fluiter voelt binnenkomen…

Broedvogelverslagen zijn in te zien op de site van de KNNV afdeling Vriezenveen.

Kraanvogels met jong in 2016. Het eerste broedgeval in de Engbertsdijkvenen
In 2014 vond het eerste broedgeval van de Kraanvogels in de Engbertsdijksvenen plaats. | Foto: Gerrit Schepers