Uitgebreide monitoring ganzenbeleid It Fryske Gea
It Fryske Gea vroeg Sovon om na te gaan hoeveel ganzen in haar terreinen voorkomen tijdens de broedtijd en ruitijd, en tegelijk na te gaan welke gevolgen aantalsbeperkende maatregelen hadden op aantallen en broedsucces van ganzen en aantallen van andere broedvogels. De monitoring die de terreinbeheerder initieerde gaat daarmee veel verder dan de gebruikelijke eenmalige telling in juli.
In de meeste provincies is die telling tot dusverre het enige instrument om de effecten van maatregelen te evalueren. De aantalsbeperkende maatregelen die It Fryske Gea uitvoert vallen in het kader van de nota Fryske Guozzen-aanpak van de provincie Fryslân.
Hoeveel ganzen in terreinen van It Fryske Gea
De tellingen van paren in maart 2014 en 2015 leverden resp. 3817 en 3600 paar op in de onderzochte terreinen. Het is voor het eerst dat een stagnatie van de jaarlijkse groei optrad. Sinds 2000 was het aantal broedende Grauwe Ganzen, overeenkomstig de landelijke trend, in de Fryske Gea terreinen met 20% per jaar gegroeid.
Regionaal waren er overigens verschillen. In de grote en al langer bestaande broedgebieden trad al in eerdere jaren een stabilisatie in aantallen op. Bij de door de provincie Fryslân aan Sovon in opdracht gegeven provinciale telling in juli 2015 werd c. 22% van alle ganzen in Fryske Gea terreinen aangetroffen. Deze vogels zullen niet alleen broedvogels van It Fryske Gea terreinen zijn, maar ook afkomstig van elders.
Broedsucces
Op basis van tellingen eind mei en begin juni werd in 2014 en 2015 een broedsucces van resp. 0,5 en 0,7 jong per paar vastgesteld. Gebieden waar doorgaans veel vossenpredatie wordt vastgesteld hadden vaak een lager broedsucces dan gebieden zonder vossenpredatie. Uitgaande van een jaarlijkse overleving van 85% van Nederlandse ganzen bij eerder onderzoek, betekent dit dat 1,5 (2014) tot 2,2 (2015) zoveel jongen werden grootgebracht als nodig is om de jaarlijkse sterfte te compenseren.
Dit staat in contrast met de stabilisatie van het aantal tussen 2014 en 2015. Waarschijnlijk zijn de eerdere overlevingsschattingen van Nederlandse Grauwe Ganzen, die nog dateren van voor de periode van de discussie over landelijke en provinciale ganzenaccoorden niet meer actueel, en in werkelijkheid lager, zodat ook meer jongen nodig zijn voor instandhouding van de populatie.
Effecten van legselbeperking
In 2014 en 2015 werden door de terreinbeheerder 738 uur geïnvesteerd om eieren in ganzennesten te prikken. In totaal ging het om ruim 8700 eieren. Het beoogde effect om het aantal jongen te reduceren bleef echter uit. Niet alleen was de vastgestelde jongenproductie ruim voldoende om de populatie op peil te houden, er was ook geen verschil vast te stellen in jongenproductie tussen terreinen met en zonder legselbeperking.
Analyse van BMP-reeksen leverde vooralsnog geen aanwijzingen op voor belangrijke negatieve effecten op andere broedvogels, die zouden kunnen ontstaan bij betreding van de natuurgebieden om ganzennesten op te sporen. Ook het aantal broedende ganzen zelf ondervond geen hinder van de terreinbezoeken.
Effecten van populatiebeperking
In 2015 werd gestart met afschot van koppelvormende ganzen en het wegvangen en vergassen van ruiende vogels. Afschot van koppelvormende ganzen bleek daarbij een tijdsintensieve maatregel.
Het vangen van ruiende vogels had kwantitatief meer resultaat (1480 ruiende vogels en 66 jongen weggevangen in juli 2015). Grote onzekerheid bestaat echter om welke vogels het hier gaat, aangezien gegevens van geringde vogels er op wijzen dat niet alleen lokale broedvogels bij zo'n actie worden gevangen. Analyse van effecten van vangsten op locale populaties wordt hierdoor vertroebeld.
Vervolgstappen
Omdat de meest ingrijpende maatregelen pas in 2015 werden uitgevoerd, verdient het de aanbeveling de aantallen en het broedsucces te blijven volgen. Verder zou een actuele analyse van de jaarlijkse overleving van Grauwe Ganzen op z'n plaats zijn, niet alleen om de ontwikkelingen bij It Fryske Gea, maar ook elders in het land in perspectief te kunnen plaatsen.
Specifiek voor It Fryske Gea zou het ringen van vogels in hun terreinen meer inzicht kunnen verschaffen in de relatie tussen lokale broedvogels en ruiende vogels en het dagelijkse gebruik van landbouwgebied in de omgeving van de natuurterreinen in relatie tot opgetreden schade.
Download
Download het rapport Grauwe Ganzen in terreinen van It Fryske Gea in 2014 en 2015: een onderzoek naar broedpopulaties, broedsucces en populatiebeheer