Smellekens scheuren voorbij

Een waarneming van een Smelleken in deze tijd van het jaar verloopt in negen van de tien gevallen stereotiep. Een kleine valk peest langs met vrijwel ononderbroken vleugelslag. In een mum van tijd is hij/zij verdwenen.

Het gaat om trekkers, die blijkbaar altijd haast hebben. Voorzover het pleisteraars betreft, gaat het doorgaans om een zittende vogel (vaak op de grond, graag op bulten) of eentje die achter Graspiepers of andere kleine vogels aanjaagt - met een enorm uithoudingsvermogen.

Trekpatronen

Trekkers komen uit Scandinavië of IJsland en overwinteren in Zuidwest- en West-Europa, inclusief Nederland. De trek verloopt bij ons volgens vast patroon. De eerste Smellekens vertonen zich in de laatste dagen van augustus. Half september nemen de aantallen toe, om tot midden oktober op peil te blijven. Half november is de trek voorbij, al kan fikse sneeuwval voor nieuwe verplaatsingen zorgen.

Trekwaarnemingen zijn in het najaar in het hele land mogelijk, van duidelijke stuwing langs de kust is amper sprake. Dat is anders tijdens de voorjaarstrek, die langs de Zeeuws-Hollandse kust en in Groningen veel opvallender is dan diep landinwaarts.

Nergens talrijk

Smellekens kunnen overal worden gezien maar zijn nergens talrijk. Een najaarsdag met een tiental trekkers heeft voor de gelukkige(n) een gouden randje. In het voorjaar lopen de aantallen bij oostenwind op telposten als Breskens en de Eemshaven soms op tot enkele tientallen per dag.

Ook op bekende buitenlandse locaties, zoals Falsterbo in Zuid-Zweden, worden nooit grote aantallen gezien. Smellekens zijn dan ook krachtige vliegers die geen thermiek nodig hebben om te verkassen, zoals sommige andere roofvogels. Weer of geen weer, Smellekens gaan er wel doorheen. Altijd in haast.