Regenwulpentijd

Tweede helft april is een prima tijd om Regenwulpen te zien. Meestal overtrekkend, de komst lang van tevoren aankondigend met een giechelende roep die onmiskenbaar is.

Maar het is wel een tamelijk regionaal gebeuren. Het zuidoosten van het land wordt matig bedeeld, het midden en westen veel meer.

Invloed windrichting?

Aan de Noordzeekust worden trekkers - net als andere steltlopers - vooral gezien bij stevige aflandige winden. Die dwingen de vogels lager te vliegen. Dat ze onder zulke omstandigheden ook nog eens de kustlijn gaan volgen, is een bonus. In het midden van het land lijken er bij tegenwinden meer Regenwulpen te worden opgemerkt dan bij meewinden. Zo vielen de drie topdagen op telpost De Horde bij Lopik, waar al lang en zeer frequent wordt geteld, op dagen met wind tussen NO/ONO (19 april 2010, 565 ex., wat landelijk best veel is) en WNW (17 en 19 april 2016, met 183 resp. 161 trekkers). Maar er zijn ook dagen bekend met mooie aantallen tijdens meewindsituaties...

Vroegere doorkomst?

Oudere vogelaars hebben een associatie met 'Koninginnedag' 30 april: "dat was de tijd voor Regenwulpen (en Dwergmeeuwen en...)". Maar het lijkt erop dat de Regenwulpen (net als de Dwergmeeuwen trouwens) vroeger beginnen door te komen. Gemiddeld lijken ze in recente jaren een dag of vijf eerder te pieken dan een kwart eeuw geleden (zie grafiek met mediane doortrekdatum, gebaseerd op trektellen.nl).

Grote veranderingen

Dat er in Nederland grote aantallen Regenwulpen slapen, op weg van Afrika naar Noord-Europa, werd pas in de jaren zeventig ontdekt. Onze oud-collega Arend van Dijk speelde bij die ontdekking een belangrijke rol. In enkele tientallen jaren veranderde het beeld echter drastisch: de slaapplaatsen verkasten van het Drentse en Brabantse binnenland naar de Friese kust, en liepen ook daar vervolgens leeg. Lees ook dit Natuurbericht/Naturetoday over de Regenwulp.