Opnieuw dode vogels door usutuvirus in Nederland

Voor het vierde jaar op rij is het usutuvirus in Nederland vastgesteld. Net als in voorgaande jaren is het virus niet alleen bij wilde maar ook bij gehouden vogels aangetoond. Een opvallend verschil met voorgaande jaren is het lage aantal meldingen van dode merels. Het is niet duidelijk waarom dit gedaald is. Gaan er inderdaad minder merels dood of worden ze minder gemeld?

Zieke Merel (foto Sandra Advokaat)
Zieke merel (foto: Sandra Advokaat)

Eind september werd duidelijk dat er sinds half augustus weer sterfte onder merels plaatsvindt door het usutuvirus. Het virus is in 2019 tot nu toe aangetoond bij vier merels, een boerenzwaluw, een huismus en een heggemus en bij drie gehouden vogelsoorten (beo, sierduif, zebravink). In tegenstelling tot de voorgaande drie jaar, ligt het aantal meldingen van dood gevonden merels bij Sovon en het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht tot nu toe duidelijk lager (zie figuur 1 en 2).

Grafiek meldingen usutu
Figuur 1. Aantal bij Sovon en DWHC gemelde dode merels per week in 2016-2019 (week 25 2016: 20-26 juni; week 41 2016: 10-16 oktober) (Bron: DHWC en Sovon)

Muggen verklaren daling niet

Omdat muggen nodig zijn om het usutuvirus over te brengen, is het ook belangrijk om te weten of minder muggen een oorzaak kan zijn van minder meldingen en mogelijk minder sterfte. Het Centrum Monitoring Vectoren (CMV) verricht metingen naar het aantal muggen. Voorlopige data van CMV laten zien dat er in 2019 een lichte daling in het aantal muggen is ten opzichte van 2018. Deze daling is echter zo klein dat dit geen verklaring kan zijn voor de afname. Ten opzichte van 2017, een jaar met ook veel meldingen van merelsterfte, is 2019 muggenrijker. In 2016, het eerste jaar van vogelsterfte door het usutuvirus in Nederland, waren in Nederland extreem veel muggen.

Verloop 2019

Het is (nog) niet duidelijk waarom het aantal meldingen van dode merels lager is dan voorgaande jaren. Er zijn diverse factoren die hiertoe kunnen bijdragen De merels kunnen bijvoorbeeld weerstand hebben opgebouwd hebben en minder gevoelig zijn, waardoor er minder sterfte optreedt. Ook kan het dat dode merels minder vaak worden gemeld omdat aangenomen wordt dat de oorzaak bekend is en melden niet meer nodig is. De verklaring kan ook zijn dat er in 2019 minder besmette muggen waren. Muggen zijn nodig om het usutuvirus over te brengen.  

Meldingen en verloop voorgaande jaren

In 2016 werd voor het eerst het usutuvirus in Nederland vastgesteld bij merels en gehouden laplanduilen. Vanaf eind augustus (week 34) nam het aantal meldingen van dood gevonden merels bij DWHC en Sovon opvallend toe. Onderzoek door DWHC en Erasmus MC wees uit dat ze waren doodgegaan aan de gevolgen van een besmetting met het usutuvirus. Nadat dit nieuws naar buiten kwam, stroomden de meldingen van dode merels binnen bij het DWHC en Sovon (zie figuur 1). In 2016 werd het virus tot en met half oktober (week 41) aangetoond bij dood gevonden vogels. In 2017 werd begin april het virus opnieuw bij een dode merel vastgesteld. Maar daarna was het ‘rustig’ tot eind juni. Hierna volgde een duidelijke toename van het aantal meldingen en werd het usutuvirus weer bij dode merels gevonden. Ook in 2017 hield de sterfte door het usutuvirus aan tot half oktober. In 2018 begon de toename van het aantal meldingen van dode merels eind juli (week 30) en hield aan tot eind september.

In alle vier de jaren zijn weliswaar uit heel Nederland meldingen gekomen van dode merels, maar in figuur 2 is duidelijk te zien dat de meldingen van sterfte in 2016 meer in het zuiden en oosten van Nederland voorkwamen en in 2017 en 2018 opschoof naar het westen, het noorden en noordwesten. Op basis van bijna 4000 meldingen van de mate van muggenoverlast via Muggenradar.nl in 2016 blijkt duidelijk dat de overlast in 2016 net als de merelsterfte vooral in het zuiden en oosten van Nederland voorkwam (zie figuur 3).

Kaarten met meldingen van usutu
Figuur 2: Geografische weergave van de gemelde dode merels in 2016, 2017,2018 en 2019 (1 januari t/m 30 september).
Usutukaart gecombineerd met muggenmeldingen
Figuur 3: Merelsterfte meldingen 2016 met als ondergrond de hotspots van muggenoverlast in 2016 (Bron: Sovon, DWHC en Muggenradar.nl)

Merelpopulatie

De merelpopulatie neemt al een aantal jaren af in Nederland. In 2017 is in stedelijk gebied een landelijke afname ten opzichte van het jaar ervoor vastgesteld van vier procent, in 2018 van veertien procent en in 2019 van zestien procent (Meetnet Urbane Soorten). Daarbij zien we de grootste afname in het zuiden en in het noorden (nog) nauwelijks een afname. Dit is vergelijkbaar met de dood gemelde vogels (figuur 2). De droogte in de recente jaren kan ook van invloed zijn geweest bij de afname. Desondanks is de merel nog steeds een algemene vogel.

Usutu bij wilde vogels

In alle vier jaar is het usutuvirus bij het onderzoek van dode wilde vogels voornamelijk bij merels aangetoond. Daarnaast werd het ook bij een enkele andere dood gevonden vogelsoort gevonden (boerenzwaluw, heggemus houtduif, huismus, kramsvogel, pimpelmees, roodborst,  gaai, ijsvogel en zanglijster) (zie figuren 4 t/m 6). Bij sommige vogels was het niet duidelijk of de vogel door het usutuvirus was doodgegaan of dat de vogel weliswaar usutuvirus onder de leden had, maar er niet ziek van was geworden.

Usutu bij gehouden vogels

Behalve bij wilde vogels, is het usutuvirus door het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum (VPDC) van de faculteit Diergeneeskunde in samenwerking met het Erasmus MC ook bij een aantal gehouden vogels aangetoond. Vooral laplanduilen zijn gevoelig voor het virus. Daarnaast is in de afgelopen vier jaar sterfte door usutuvirus vastgesteld bij Chileense flamingo, sneeuwuil, roodhalsgans, kea, zebravink, oud-Hollandse meeuw (sierduif) en een beo.

Figuur 4 t/m 7
Figuur 4 t/m 7: Geografische weergave van op usutuvirus onderzochte dode vogels in 2016 t/m 2019 (Bron: DHWC)

Blijf melden

Het onderzoek naar de sterfte onder merels wordt voortgezet, maar het is onmogelijk om alle gemelde dieren op te halen voor onderzoek. Meldingen zijn wel zeer belangrijk, omdat alleen op die manier inzicht verkregen kan worden over ziekte/sterfte onder wilde dieren in Nederland. Je kunt de vondst van een dode vogel melden bij Sovon via Sovon.nl/dodevogels of op de website van DWHC via de link Meld hier uw dode dier.

Tekst: Margriet Montizaan, Marja Kik, Jolianne Rijks DWHC; Roy Slaterus, Jan Schoppers, Marcel Wortel, Sovon; Reina Sikkema, Erasmus MC; Arjan Stroo, NVWA-CMV, Arnold van Vliet, Muggenradar.nl

Foto: Sandra Advokaat

Meer informatie

Noot: Wie doet wat

  • Meldingen van dode wilde vogels: Sovon en DWHC
  • Onderzoek van dode wilde vogels: DWHC, faculteit Diergeneeskunde,
  • Onderzoek van dode gehouden vogels: Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum (VPDC), faculteit Diergeneeskunde
  • Vogelmonitoring: Sovon
  • Diagnostische test usutuvirus: Erasmus MC
  • Muggenmetingen: Centrum Monitoring Vectoren
  • Muggenoverlast: Muggenradar.nl, Leerstoelgroep Milieusysteemanalyse, Wageningen University