Misère bij de Pimpelmees

Bijna iedereen heeft wel een nestkastje in de tuin hangen. Als je goed kijkt, ook ín de kast, valt het op dat een legsel grootbrengen helemaal zo makkelijk niet is. Onderzoekers en vogelaars van het netwerk NESTKAST kunnen daarover meepraten. Ze controleerden vorig jaar ruim 16.500 legsels in nestkasten in Nederland en Vlaanderen. Deze week verscheen het jaarverslag over 2021 met de resultaten van hun inspanningen. Het blijkt een heel slecht broedjaar te zijn geweest.

Omdat met name april en mei vorig jaar veel te koud en te nat waren, begonnen veel soorten laat met het leggen van hun eerste eieren. Ook stopten ze vaker dan anders met de eileg of met broeden. Bij slecht weer kunnen sommige vogels het broeden vertragen door minder lang op de eieren te zitten. Dan komen de jongen ook wat later uit. In 2021 vertraagden ze dat, op 2016 na, het vaakste in de meetreeks van de laatste 15 jaar. Maar het mocht niet baten. Uiteindelijk werden veel nesten verlaten of overgenomen. De legsels waren ook kleiner dan normaal en zelfs daarvan gingen er nog veel jongen dood van honger en kou. Dat resulteerde in slechte broedresultaten. Mezen begonnen nog wel vaker dan gemiddeld met een tweede broedsel, maar ook daarvan was het broedsucces heel klein.

Zangvogels hebben een aantal manieren om met de verschillende weersomstandigheden om te gaan. Dat weer bepaalt in hoge mate wanneer de bladeren aan de bomen uitlopen; waarna de rupsen kunnen gaan groeien die het hoofdvoedsel voor de jonge zangvogels zijn. De jongen moeten er dus precies uit het ei zijn als er voldoende rupsen zijn. Is het te koud en blijft de rupsenpiek uit, dan kunnen vogels stoppen met eieren leggen of met broeden. Is het juist warm dan kan er eerder met broeden begonnen worden of vogels trekken nog een stukje verder naar het noorden waar de lente wat later is.

Voorbeelden uit Vlaanderen

Jenny de Laet, coördinator van een aantal stadsvogelonderzoeken in Vlaanderen, somt in het verslag wat lotgevallen op: een verlaten nest van Koolmezen werd halverwege door Pimpelmezen overgenomen, die er zelf wat eieren bij legden. De ‘adoptieouders’ wisten enkele overlevende jongen van beide soorten grootbrengen. Er was ook een paartje Koolmezen dat vroeg begon met broeden, acht eieren legde, stopte en twee weken later nog vier eieren legde. Er kwamen maar drie jongen uit het ei, die allemaal stierven. Het is een kleine greep uit de ellende die overal werd gezien.

Klik op de figuur om te vergroten. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Pimpelmees van 1980-2021 (gegevens

Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS)

Pimpelmees neemt een duikvlucht

Op basis van 3800 legsels van Pimpelmezen, blijkt dat bij maar 76% van de nesten in 2021 jongen uitvlogen. Dat is het allerlaagste percentage vanaf het begin van de metingen in 1982. Met gemiddeld 9,8 eieren per nest was de legselgrootte ook klein. Sowieso legt de gemiddelde Pimpelmees de laatste tien jaar al geen tien eieren meer, terwijl dat eerder nog wel vaak tien of elf was. De gemiddelde datum dat Pimpelmezen hun eerste ei legden was in 2021 met 23 april maar liefst acht dagen later dan in 2020. Het paste beter bij het gemiddelde dat we 25 jaar geleden zagen, toen het klimaat nog niet erg opwarmde. Het mooie van de opzet van NESTKAST is dat al deze gegevens beschikbaar blijven voor nader (wetenschappelijk) onderzoek.

Andere soorten deden het niet veel beter

Ook andere soorten ontkwamen niet aan de ellende: Koolmezen begonnen maar liefst tien dagen later dan het jaar daarvoor en Bonte Vliegenvanger, Boomklever en Ringmus hadden een zeer laag broedsucces. De Spreeuw en de Gekraagde Roodstaart onttrokken zich aan deze malaise. Ze lieten gemiddelde resultaten zien. Alleen de bosuil had een uitstekend jaar, maar die is dan ook niet van uitlopende bomen en rupsen afhankelijk.

Boomklever met nachtvlinder bij nestkast. Deze vogel broedt niet alleen in natuurlijke holen, maar ook in nestkasten, waarin de broedsels veel beter zijn te volgen voor onderzoek. Foto: Harvey van Diek

Boommarterpredatie en Bonte Bliegenvangers

Naast deze broeddetails staan er ook losse verhalen in het verslag. Zo wordt er bijvoorbeeld dieper ingegaan op de bescherming tegen predatie van nesten door marters en is er een verhaal over de Bonte Vliegenvanger en Groningse onderzoekers bekijken hoe deze soort  met de gevolgen van klimaatverandering omgaat.

Word ook nestonderzoeker

Ondanks dat 2021 het tweede coronajaar was, hebben veel controleurs van nestkasten toch veel werk verzet. Het werk vormde waarschijnlijk een goed verzetje in een zorgelijke tijd. Nu het voorjaar opnieuw is losgebarsten en allerlei vogels weer broeden, kun je overwegen om zelf eens een nest te gaan volgen of een of meerdere nestkasten te monitoren voor het landelijke onderzoek. Hoe je mee kunt doen lees je op de projectpagina van het Meetnet Nestkaarten.

De nestkaarten worden onder andere gebruikt bij onderzoek naar de effecten van klimaatopwarming op vogels en bij analyses om de voor- en achteruitgang van populaties te verklaren. Dat helpt dan weer bij het bedenken van beschermingsmaatregelen.

Meer informatie

Lees hier het hele verslag NESTKAST jaarverslag broedseizoen 2021.

Dit is het dertiende landelijke jaarverslag van NESTKAST (NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders). Dit is het netwerk waarin amateur-nestkastonderzoekers (controleurs en ringers), professionele nestkastonderzoekers (NIOO-KNAW, Nederlands Instituut voor Ecologie), het Vogeltrekstation (VT) en Sovon Vogelonderzoek Nederland bij elkaar komen voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens, wetenswaardigheden en ervaringen op het gebied van nestkastenonderzoek.