Historisch slecht weidevogeljaar in Fryslân

Voor de tweede keer zijn cijfers van Fryske (Friese) weidevogels gebundeld in een gezamenlijk jaarbericht. Natuurgedeputeerde Douwe Hoogland ontving vrijdagmiddag het eerste exemplaar op het Provinciehuis Fryslân.

Het jaarbericht (hier online te lezen) is een van de uitkomsten van samenwerking tussen de Bond Friese Vogelwachten (BFVW), Sovon Vogelonderzoek Nederland, Kollektivenberied Fryslân (KBF), It Fryske Gea, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Het bericht geeft een goede indrukvan het broedseizoen in 2020 van vier weidevogels: de Grutto, Kievit, Tureluur en Scholekster.

Combinatie van gegevens

De voorlopige gegevens in het jaarbericht beslaan met bijna 150.000 hectare een fors deel van het Friese land. In zowel gangbaar boerenland, weidevogel- en natuurgebieden zijn vrijwilligers actief om tellingen te doen. Samen met terreinbeerders organiseert Sovon broedvogeltellingen volgens de BMP- en MAS-methode. De BFVW voert nestentellingen uit en combineert deze gegevens met broedparen. Voor de gebieden die zowel in 2019 als 2020 op dezelfde manier werden geteld, is in opdracht van de provincie nu een vergelijking gemaakt (figuur, verantwoording onderaan dit bericht).

Erg weinig kuikens groot

Weidevogels hadden een zwaar voorjaar. Dat was vooral erg warm en droog. Grutto's begonnen relatief laat met broeden. Na de muizenpiek van vorig jaar waren er veel predatoren actief en was het broedsucces vaak laag. Het Bruto Territoriaal Succes (BTS), een grove maat voor het aandeel succesvol uitgekomen nesten, bedroeg minder dan 40%. De Friese organisaties spreken dan ook van een historisch slecht jaar. 

Inzet in Fryslân

Vanuit Sovon zijn jaarlijks ruim 200 vrijwilligers actief met broedvogelinventarisaties volgens de BMP- en MAS-methode. Voor het jaarbericht zijn in hoofdzaak Sovon-gegevens uit de terreinen van de terreinbeherende organisaties gebruikt, van daarbuiten vooral de gegevens van de BFVW.

Verantwoording

In Fryslân worden weidevogels geteld met behulp van de Fryske Combimethode, BMP-tellingen en MAS-tellingen. De BFVW werkt in het gangbare boerenland, binnen de agrarische collectieven en in een deel van de natuurgebieden volgens de Fryske Combimethode, waarbij de nadruk ligt op het vinden van de nesten. Als een nest onvindbaar is of als een gebied niet betreden mag worden, wordt een broedpaar opgegeven, zodat het broedpaar wel meegenomen wordt in de tellingen. De nazorgers maken gedurende het broedseizoen meerdere rondes door het hun toegewezen gebied.
Binnen de natuurgebieden werken de terreinbeherende organisaties (TBO's) grotendeels met de methode van het Broedvogel Monitoring Project (BMP) van Sovon. Tellers brengen in meerdere rondes vogels met territoriaal gedrag in kaart in vaste telplots. Na afronding van alle telrondes clusteren de tellers volgens vaste criteria de waarnemingen tot territoria.
 
De gepresenteerde cijfers over 2020 zijn voorlopige gegevens die een goede indruk geven van het broedseizoen in 2020 van de soorten Scholekster, Kievit, Grutto en Tureluur. De aantallen zijn afkomstig uit de door de BFVW en TBO’s getelde gebieden. Dit zijn niet alleen de gebieden die speciaal voor weidevogels worden beheerd, maar ook gebieden met een ander beheer, zoals de kwelders op de eilanden en beekdalen of moerasgebieden.
 
Het aantal opgegeven hectares bij de TBO’s is het oppervlakte aan ‘potentieel geschikt habitat’ voor de vier hoofdsoorten. Hierbij is gekozen voor de natuurbeheertypes N01.02, N08.03, N09.01, N10.01/.02, N12.02-.05 en N13.01. De gebruikte cijfers beslaan een groot deel van de provincie. Desalniettemin zijn er ook gebieden geweest waar niet is geregistreerd. De gepresenteerde aantallen kunnen daarom niet zondermeer worden beschouwd als absolute populatieschattingen. Voor de vergelijking van de cijfers uit 2020 met 2019 (figuur 2 in het jaarbericht) is gebruik gemaakt van een selectie van gebieden die in beide jaren zijn geteld.
 
Jaarlijks worden door Sovon en het CBS indexen berekend voor trends van 12 soorten boerenlandvogels in geheel Fryslân. Aangezien de indexen tot en met 2020 pas in december gereed zijn, is in dit jaarbericht gebruik gemaakt van de indexen tot en met 2019 (figuren 3 en 4 in het jaarbericht).