EU-natuurbeleid onvoldoende voor boerenlandvogels
Nieuwe studie wijst uit dat de Europese natuurwetgeving en maatregelen in het kader van agrarisch natuurbeheer wel degelijk impact hebben op de bescherming van boerenlandvogels, maar nog onvoldoende zijn om het tij te keren. Telgegevens verzameld door vrijwilligers vormden de basis voor de wetenschappelijke publicatie in Conservation Letters, waar onderzoekers van Sovon aan meewerkten.
Voor het onderzoek werden telgegevens gebruikt van het samenwerkingsproject rondom de broedvogelmonitoring dat wordt uitgevoerd door de European Bird Census Council. De onderzoekers analyseerden gegevens van 25 EU-landen in de periode 1981 tot 2012 voor 39 soorten algemene boerenlandvogels zoals Veldleeuwerik, Kievit, Gele Kwikstaart en Geelgors.
Deze gegevens zijn veelal door vrijwilligers verzameld. ’In veel EU-landen beschikken we mede dankzij vrijwilligers inmiddels over goede trends van algemene broedvogels. Voor zo’n 175 soorten kunnen we daardoor Europese trends berekenen en de ontwikkelingen in de diverse landen met elkaar vergelijken. Dat is de kracht geweest van deze studie’, aldus Sovon-onderzoeker en medeauteur Chris van Turnhout.
Effect landbouw
Uit de analyse blijkt dat met name de mate van intensivering van landbouw voor een negatief effect zorgt. “In landen met een hoge opbrengst aan graan per hectare (een goede algemene maat voor de mate van intensivering) bleken de populatietrends veel negatiever dan in landen met een lagere opbrengst”, licht medeauteur en hoogleraar Ruud Foppen toe.
Ook kwam naar voren dat soorten minder negatief reageren in landen met een groter aandeel aan speciaal beschermde gebieden, zoals reservaten voor weide- en akkervogels. Daarnaast laat agrarisch natuurbeheer een positief effect zien. Trends zijn minder negatief als land beschikt over een groter aandeel boerenland met maatregelen in het kader van agrarisch natuurbeheer, zoals randenbeheer, telen van speciale gewassen, later maaien en het laten staan van graanstoppels.
Om toevallige verbanden uit te sluiten, hebben de onderzoekers ook gekeken naar bosvogels. Deze laten deze effecten niet zien. “De resultaten lijken dus niet gebaseerd op een toevallige correlatie maar wijzen op een causale relatie tussen beheer, bescherming en de lotgevallen van boerenlandvogels”, aldus Foppen.
Uitbreiding beschermde gebieden
De geconstateerde positieve invloeden van bescherming en beheer zijn echter niet voldoende om binnen de EU de negatieve trend van de populaties boerenlandvogels, waaronder veel van onze algemene akker- en weidevogels, te compenseren. Nog steeds holt de boerenlandvogelpopulatie achteruit. De auteurs wijzen er dan ook op dat een algeheel herstel alleen mogelijk lijkt bij een uitbreiding van de beschermde gebieden en het aandeel boerenland met effectieve agrarisch natuurbeheermaatregelen.
Buiten Europa
De positieve effecten zijn overigens alleen te zien bij standvogels en korte-afstandstrekkers. Lange-afstandstrekkers lieten over de hele linie meer negatieve trends zien, mogelijk een gevolg van het feit dat ze een groot deel van het jaar buiten Europa verblijven waar ze én niet kunnen profiteren van eventuele maatregelen hier én ook nog eens in hun grotendeels Afrikaanse overwinteringsgebieden met andere negatieve effecten te maken kunnen krijgen.