Eileg en voorjaarstemperatuur
Gegevens over broedprestaties van vogels verzamelen we met hulp van duizenden vrijwilligers in het Meetnet Nestkaarten. Al decennialang worden nesten van tientallen vogelsoorten gevolgd. Het CBS heeft met deze gegevens een indicator ontwikkeld die laat zien hoe broedvogels reageren op het veranderende klimaat.
Van vijftien soorten zijn voldoende gegevens beschikbaar om de eilegdatum vanaf 1986 te analyseren. Wat blijkt: de datum dat deze broedvogels beginnen met het leggen van eieren is sindsdien vervroegd met circa acht dagen. Deze vervroeging vond vooral vóór de eeuwwisseling plaats. Daarna lijkt de eilegdatum van veel soorten te stabiliseren. Dit komt overeen met de stijging van de gemiddelde voorjaarstemperatuur in Nederland. Tot ongeveer 2000 steeg de temperatuur in het voorjaar sterker dan in de periode daarna.
Warm voorjaar betekent vroege start
Er is dus een verband tussen voorjaarstemperatuur en eilegdatum: in jaren met een hogere voorjaarstemperatuur starten veel vogels gemiddeld eerder met leggen. Dat is niet verrassend als je je bedenkt dat veel van de vijftien onderzochte vogelsoorten afhankelijk zijn van insecten om hun jongen van voedsel te voorzien. Denk daarbij vooral aan kleine zangvogels als de Koolmees, Boomklever en Spreeuw. Bij een hogere voorjaarstemperatuur worden veel insecten eerder actief, waardoor het als insecteneter loont om vroeger te beginnen met broeden.
Bekijken we een bredere set aan soorten en nemen we bijvoorbeeld ook eenden en roofvogels mee in het gemiddelde, dan valt de vervroeging van eilegdatum over de tijd weg. Dat wil zeggen dat niet iedere vogel steeds eerder begint met de eileg. Bij roofvogels is dit verband bijvoorbeeld niet terug te zien: van de zeven geanalyseerde roofvogelsoorten is de gemiddelde eilegdatum sinds 1995 gemiddeld stabiel, hoewel er tussen jaren flinke schommelingen kunnen zijn. Roofvogels hebben dan ook andere voedselbronnen, die zich weer door andere factoren laten leiden dan alleen voorjaarstemperatuur. Zo kunnen muizenaantallen bijvoorbeeld samenhangen met weersomstandigheden in de winter en de beschikbaarheid van beukennootjes.
Dankzij het brede palet aan vogelsoorten dat binnen het Meetnet Nestkaarten gevolgd wordt, kunnen we nu zien dat verschillende soorten op verschillende manieren reageren op het snel veranderende klimaat. Nestgegevens vormen een belangrijk stuk in de puzzel van het verklaren van veranderingen in vogelpopulaties. Van één nestkaart van een nestkastje in de tuin tot grootschalig opgezette nestcontroles in een onderzoeksgebied: alles draagt bij.
Bekijk de CLO-indicator
De indicator is gebaseerd op de gemiddelde eerste eilegdatum per soort per jaar voor een selectie van soorten. Voor het berekenen van de indicator is, aan de hand van 10-3000 nesten per soort per jaar, bepaald op welke dag van het jaar de piek van het eerste legsel viel. De indicator is vervolgens berekend als het rekenkundig gemiddelde van deze dagnummers.