De resultaten van het CES-project in 2020

In het voorjaar van 2020 waren er op 41 plekken vogelringers actief op een zogenaamde Constant Effort Site. Ze onderzochten meer dan 24.000 gevangen vogels. Al die vangsten leveren van 21 algemene soorten betrouwbare gegevens op om te zien hoeveel vogels de voorgaande winter overleefden en hoeveel jongen ze vervolgens grootbrachten. Dit zorgvuldige ringwerk is een belangrijk onderdeel van onderzoek naar de achtergronden van veranderingen in de vogelbevolking.

De vaste methode (constant effort) waarmee de gekwalificeerde ringers vogels vangen, zorgt ervoor dat we de gegevens jaarlijks kunnen vergelijken. Tussen half april en half augustus wordt er twaalf keer geringd op een vaste locatie , zonder de vogels daarbij met geluid te lokken. De vangsten leveren een beeld op van de na de winter teruggekeerde broedvogels (lokale overleving) en later in het seizoen ook van de hoeveelheid jonge vogels (reproductie) die zijn grootgebracht. Uiteindelijk bepalen die twee processen hoe een populatie zich ontwikkelt. Daar zijn natuurlijk allerlei zaken op van invloed, zoals de weersomstandigheden. Daarom eerst een overzichtje van het voorjaarsweer.

Foto: ringer Ype Albada in actie op een CES-plek langs de Friese IJsselmeerkust. 

Hoe was het voorjaarsweer?

Na wederom een erg zachte winter zonder koude van betekenis, kende april vooral rustig weer, erg veel zonuren en relatief hoge temperaturen. De droge en zonnige periode zette in mei door. Door de weinige neerslag nam het neerslagtekort verder toe tot een uitzonderlijk hoge waarde van 162 millimeter aan het einde van mei, terwijl zo’n 55 millimeter normaal is. Soms waaide het flink. Juni 2020 was zeer zonnig en zeer warm, op een wisselvallige periode tussen 3 en 10 juni na. Na de 22e brak een periode aan met warm en zonnig zomerweer, met op 26 juni de eerste tropische dag (+30 °C) van het jaar. Na twee droge maanden was juni natter dan gemiddeld, al zette het nauwelijks zoden aan de dijk om het neerslagtekort te verkleinen. De neerslag was bovendien ongelijk verdeeld over het land door het buiige karakter. Juli was een wat koele maand, vooral in de eerste decade. Augustus begon wisselvallig, maar was verder zeer warm en droog. Verspreid in het land waren er wel wat pittige onweer- en hagelbuien.

Opvallende resultaten: moerasvogels

De groep van moerasvogels springt eruit. Volwassen Blauwborsten, Rietzangers, Bosrietzangers en Baardmannetjes kwamen de winter van 2019/20 blijkbaar goed door, want ze werden in behoorlijke aantallen terug gevangen. De lokale overleving van volwassen Rietzangers (48% tegen gemiddeld 34%) was zelfs de hoogste in de reeks sinds 1996 en dat hangt ongetwijfeld samen met natte omstandigheden in het overwinteringsgebied, de Sahel. De overleving van Kleine Karekieten (vooral in West-Afrikaanse mangroven overwinterend) was gemiddeld, terwijl die van de Rietgors (in Europa overwinterend) juist historisch laag was (30% tegen gemiddeld 42%).

Het broedseizoen verliep voor alle zes moerasvogels niet voorspoedig. Er werden naar verhouding namelijk relatief weinig jonge vogels geringd. Vooral het aantal juveniele Kleine Karekieten en Rietzangers lag erg laag. De droogte in veel moerasgebieden is een mogelijke oorzaak van het lage broedsucces. Maar misschien heeft lokaal juist de natte junimaand problemen opgeleverd. Zo is van karekieten bekend dat ze gevoelig zijn voor stevige buien, waarbij het riet wordt platgeslagen. We zien al met al dat een goede winteroverleving van rietvogels niet per se hoeft te worden gevold door een goed broedseizoen. Dat maakt nieuwsgierig naar volgend jaar!

- Vooral het aantal juveniele Kleine Karekieten en Rietzangers lag erg laag. -

Opvallende resultaten: de Merel

Een andere soorten waarvan de winteroverleving er positief uitspringt is de Merel: na drie jaren waarin slechts 38-46% van de volwassen vogels overleefde en ook relatief veel jonge vogels dood gingen, veerde de lokale overleving in 2019/20 weer op. Met 58% behoort die zelfs tot de drie beste jaren sinds de start van de reeks in 1996. De lokale overleving van jonge Merels was met 22% zelfs de hoogste ooit vastgesteld. Ook BMP-tellingen wijzen op een stevig herstel van populatie Merels in 2020. Waarschijnlijk heeft dit vooral te maken met het uitdoven van het Usutu-virus, dat drie jaar op rij veel slachtoffers maakte. 

- Ook BMP-tellingen wijzen op een stevig herstel van populatie Merels in 2020. - 

De lokale overleving van zowel jonge als volwassen Merels bleek weer erg groot in 2020.  Foto: Harvey van Diek

Spannend wat nieuw seizoen brengt

Het wordt in meerdere opzichten spannend wat het komende seizoen gaat brengen. We hebben net een venijnige koudeperiode met veel sneeuw en ijs achter de rug. Voor een standvogel als de Winterkoning zou dat weleens een flinke terugslag kunnen betekenen en dus minder vangsten. De overleving van vooral jonge Winterkoningen lag sinds 2013 op een duidelijk hoger niveau dan in de periode daaraan voorafgaand (zie ook bijdrage in Broedvogelrapport over 2018), wat van 2019 op 2020 werd bestendigd, maar met die trend zou nu wel eens gebroken kunnen worden. Ook de Tjiftjaf is een soort om in de gaten te houden. Begin januari zorgde storm Filomena ervoor dat de helft van Spanje onder een dikke laag sneeuw kwam. Misschien hebben ook wat van onze Tjiftjaffen daar last van gehad. Voor CES-ringers is het interessant om hier tijdens het seizoen al op te letten door bijvoorbeeld je vangsttotalen te vergelijken met die van andere jaren.

Download indexen en figuren

Het Vogeltrekstation en Sovon bedanken de vrijwilligers die meewerkten aan CES voor hun inzet. De landelijke resultaten in de vorm van indexen en figuren in de periode 1996 – 2020 zijn te downloaden in deze Excel. Bekijk ook eens de samengevoegde resultaten met onderscheid naar trekgedrag (standvogel, korte afstand, lange afstandtrekkers) en habitat (bos, struweel en moeras).