Blauw van de kou. Over Blauwe Reigers en winterweer

De welbekende Blauwe Reiger is vooral een standvogel. Mocht er een koude winter komen, dan moet hij het dus hier zien te rooien. Uit verschillende tellingen van Sovon-vrijwilligers blijkt dat echt winterweer nogal wat gevolgen heeft voor deze reiger.   

Nederland is in Europa met ongeveer tienduizend broedparen een hotspot voor Blauwe Reigers. Ons land kent dan wel niet de grootste populatie, maar heeft er bijna net zoveel als Groot-Brittannië en bijna half zoveel als het eveneens veel grotere Duitsland en Frankrijk. Verder weg nemen de dichtheden snel af. Deze reigers hebben echter een erg groot verspreidingsgebied en broeden oostelijk tot in Japan en zuidelijk tot in Zuid-Afrika.

Tellingen

Blauwe Reigers worden met verschillende telprojecten gevolgd. In het vroege voorjaar tellen vogelaars het aantal bezette nesten via speciale kolonievogeltellingen. In het winterhalfjaar worden ze maandelijks tijdens de watervogeltellingen in grote, waterrijke gebieden geteld. Tenslotte wordt de winterstand ook gevolgd via punttellingen in december (PTT), die het hele land bestrijken. We hebben de gegevens uit deze telreeksen op een rij gezet om na te gaan wat het effect van koude winters is.

Kou hakt erin

De vermaarde populatiebioloog David Lack beschreef al in 1954 het verband tussen de wintertemperatuur en de terugval in aantallen Blauwe Reigers. Het is een relatie die je wel verwacht: als slootjes dichtvriezen en muizen diep in hun holen blijven, sta je als reiger toch wat verloren in het landschap en wordt de kans dat je sterft groter. Dalen de temperaturen langdurig tussen 1 november en 31 maart, dan spreken we van een koude of zelfs strenge winter. Hoe koud een winter is, wordt vaak uitgedrukt met het wintergetal van Hellmann.



Aantalsverloop van de Blauwe Reiger in Nederland volgens de PTT-tellingen, maandelijkse watervogeltellingen en broedvogeltellingen. Tevens weergegeven is het Hellmanngetal, dat is gebaseerd op de temperatuur tussen 1 november en 31 maart. Hoe hoger het Hellmanngetal, hoe kouder de winter.

Verliezen

We hebben de Hellmangetallen vergeleken met de gegevens uit de PTT-tellingen, watervogeltellingen en kolonietellingen in het seizoen dat op die winter volgde (figuur hierboven). Wat zien we? Na koudere winters daalt het aantal broedende reigers. Maar ook het aantal overwinteraars in het seizoen erna. Deze dalingen verwacht je natuurlijk. Wel valt op dat het aantal overwinteraars zelfs nog sterker daalt dan het aantal vogels dat broedt. In de winter volgend op het broedseizoen, waarin er jongen worden grootgebracht, verwacht je dat het verlies al wat is gecompenseerd, maar dat blijkt dus tegen te vallen.  

Broedaantallen herstellen minder snel

In de figuur zie je ook dat het aantal broedende reigers (rode lijn) minder snel herstelt na een koude winter dan de winteraantallen (blauwe lijnen). Hoe kunnen we dat verklaren? We doen een poging: het aantal bezette nesten in een kolonie hangt samen met het aantal vogels dat de winter overleeft, maar misschien ook wel met het aandeel van de populatie dat een broedpoging onderneemt. Blauwe Reigers beginnen in de regel al zeer vroeg in het voorjaar, in feite al in de winter, met nestbouw. Dit gaat gepaard met veel commotie en kost waarschijnlijk veel energie. Dan is het niet zo moeilijk voor te stellen dat je daar als reiger minder zin in hebt na een tijdje zweven op het randje van de dood. Zo’n mechanisme van een jaartje overslaan is niet vreemd bij een langlevende soort als de Blauwe Reiger, zeker als dat ervoor kan zorgen dat je zelf een jaar langer leeft (de oudste [geringde] Nederlandse Blauwe Reiger werd 38 jaar!). Het aandeel Blauwe Reigers dat gaat broeden zou weleens sterk van hun conditie na de winter kunnen afhangen, waardoor de broedpopulatie een andere ontwikkeling laat zien dan het aantal overwinteraars.



Nestelen kost veel energie voor vogels en gaat gepaard met conflicten in de kolonie (Bron: Piet Munsterman)

De kou in: het fietsrondje voor de wetenschap

Deze inzichten konden we op een rij zetten dankzij onder andere de PTT-tellingen die al sinds 1978 gedaan worden. Tussen 15 december en 1 januari gaan meer dan zeshonderd vogelaars, veelal met de fiets, op pad om alle vogels vanaf twintig telpunten te tellen.

Dat is leuk om te doen en levert een schat aan gegevens op. Zo kunnen we van meer dan honderd wintervogels, met name zangvogels en roofvogels, de ontwikkelingen volgen. Interesse? Kijk dan hier hoe je mee kunt helpen.